Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
III. Hooftstuk.
| |
[pagina 6]
| |
Den Hemel is gemeenlijk helder in Lapland; de Logt rein en suiver, om datse van seer groote Winden beweegt werd, maar die Logt verandert soo ras als die betrocken werd.Ga naar margenoot+ De Winden regeren daar met groot geweld, en by na geduurig: sy hebben een geduurige Wind die uyt de Zee komt, en in 't hertjevan de Somer sulke groote donkere Wolken maakt, datse beletten verre van sig af te konnen sien. Dese Wind is oorsaak dat 's Winters sulken vervaarlijken menigten van Sneeuw komt te vallen, welke, wanneer die op het Land overvalt, kan men sig niet beschermen, maar sy gaan dan leggen op d'aarde neer, sig met een Mantel deckende, latende sig soo lang besneuwen tot dat de quade Buye over is.Ga naar margenoot+ Dan komen sy van onder de Snee kruipen, met welken sy beladen waren, en verbergen sig in d'een of d'andere Tent, die daar naast aan is.Ga naar margenoot+ 't Grootste geweld der Winden gevoeldmen op de Bergen, en ligten alles op 't geen sy ontmoeten, settende 't selve seer verre van die plaatse af.Ga naar margenoot+ De Lappen welke sien aan 't geweld van de Storm dat de Bergen met dicke Wolken bedekt zyn, meinen dat die Wolken met sig slepen, die gene, welke boven de Bergen zijn; En sy schrijven de Wolken toe 't geen 't geweld van de Wind en 't Onweer, die de Wolken aanblasen, moet toegerekend werden. En om sig voor dese geweldige Stormen te verbergen,Ga naar margenoot+ verschuilen sy in de hoolen en spelonken der Klippen met al haar Vee dat sy hebben, en blyven daar soo lange tot het Onweer over is. De Regen is daar weinig of veel, na dat het jaar veel of weinig regenagtig is.Ga naar margenoot+ 't Regend daar selden in 't hertje van de Somer: 's Winters is'er soo veel Snee, dat het Aardrijk bedekt is, op welke tijd men gemackelijker Reist als anders: het Land is dan vast door de Snee, want men gaat rasser op de betreden Snee.Ga naar margenoot+ Dan konnen sy van twee Beesten meer getrocken werden dan van tien wel ingespanne Paarden op het vlacke Veld. Men vind in Lapland seer hooge Bergen met Snee bedekt,Ga naar margenoot+ sonder dat die van de Son kan gesmolten werden; Maar op andere plaatsen van dat Land, smelt die alle jaar. Daar is seer dicke Mist, die het sien seer verhindert,Ga naar margenoot+ en de Reisigers dikwils van haar weg doet af dwalen. De Koude is in Lapland seer groot, en hare Natuuren zyn wederom na den aard van 't Land om te konnen verdragen;Ga naar margenoot+ het bevriest 'er alles, selfs de aldersnelste Rivieren zijn wel een, twee, en dikwilst drie Ellen diep bevrooren.Ga naar margenoot+ De Meiren en de Zeën zyn daar soo | |
[pagina 7]
| |
vast van Ys, datse gemackelijk seer groote swaarten daar op konnen dragen. De Hitte des Somers is soo groot in Lapland niet, als de Kou in de Winter:Ga naar margenoot+ want de straalen der Sonne zyn daar nog swak, om datse daar niet regt op d'Aarde neerschijnen, soo dat sy de swacke warmte verliesen die sy van de Son hebben wanneer die in 't Teiken van de Kreeft komt. Maar de warmte van de straalen vermeerdert yder Maand, sonder dat de koude van de Logt die kan om stooten. Die deselve temperen zyn de dampen van de naastgelegen Zee, en de Snee welke de heele Somer blyft in de hoolen van eenige plaatsen alwaar de schaduwe is, en onder de toppen van de Bergen. De Lappen hebben nog Lente nog Herfts, want de tijd die tussen de koude van de Winter is, en de warmte des Somers, is maar weinig dagen geduurende.Ga naar margenoot+ 't Sou hier een ongemeene saak zyn het Veld groen te sien, alwaar 't vyftien dagen te vooren met Ys en Snee bedekt was. Olaus Petri verhaalt dat hy den vier-en-twintigsten Junii Anno M.D.CVI. tot Torna komende, bevond, dat op sekere plaats de Boomen uitbotteden, en de Kruiden uit d'Aard begonden te spruiten: En vyftien dagen daar na weder komende op de selfde plaats, waren de Kruiden en bladen aan de Boomen soo groot als sy behoorden te zijn; waar over hy sig seer verwonderde, soo dat hy het qualijk sou gelooft hebben, indien het hem was verteld geweest.Ga naar margenoot+ De Aarde is nog vet nog mager, maar vol steenen en klippen, sulks dat'er Koorn daar niet wel wassen wil. D'Aarde is op verscheide plaatsen soo vogtig en nat, datm'er diep met de voeten insinkt,Ga naar margenoot+ want'et seer Morassig is met loopende Waters versien: Men vind'er nauwlijks een plaats die bewerkt kan werden, al was't datm'er al de vlijt van de wereld toe aanwende, en geen kosten en spaarde. Maar Olaus Petri segt het tegendeel van het Zuidelijk Lapland, om dat het onder het deel van de Zone of Lugt-streek behoord; en van 't eigenste Climaat is als Botnia: welke de selfde Logt heeft; en bewerkt zynde, soo overvloedig Koorn kan voortbrengen als West-Botnia:Ga naar margenoot+ Dog het temperament van de Logt sonder goede hoedanigheden der Aarde, is niet genoeg om goed Koorn voort te brengen. Sy hebben in Lapland goede Weyen om Beesten vet te maken.Ga naar margenoot+ Daar zyn veel kleine Boomtjes, welke, sonder geplant te werden, sig voortsetten: De Kruiden zyn seer goed om t'Eten, en dat van ver- | |
[pagina 8]
| |
scheiden soorten; want het hier alsoo Groen is, als elders in de Wereld. Aan de voet van de Bergen, welke Noorwegen van Lapland scheiden, zijn groote en lange Bosschagien, alwaar d'eene Boom d'andere in langte niet behoeft te wijken: en ook Meiren en Morassen.Ga naar margenoot+ Lapland is vol Klippen en Bergen: Die gene, welke de Dofrins genoemd zyn, maken een scheiding tusschen Noorwegen en Sweden. Ga naar margenoot+ Sy zijn vervaarlijk hoog, met seer sterke Winden boven op haar toppen, die soodanig woeden, dat de Boomen daar niet konnen wortelen.Ga naar margenoot+ Beneden aan de Heuvelen van Lapland zijn seer bekoorlijke Valleyen,Ga naar margenoot+ die van een menigte en by na ontelbare vermakelijke Fonteynen besproeit werden,Ga naar margenoot+ met seer aangename Beekjes,Ga naar margenoot+ die sig in de Riviere ontladen, of in de Meiren en de daar omtrent gelegene Golf van Botnia. Lapland heef 's Winters en 's Somers een ongeloofelijke menigte van wilde Beesten, mitsgaders seer veele Vogels en Visschen, soo dat de meeste Inwoonders sig daar van spijsigen.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ Om kort te seggen, 't is 'er soo overvloedig van Gevogelte en Jagt, dat de Lappen gemakkelijk alle andere spijsen missen; en nog handeling met de nabuurige Natien die daar omtrent gelegen zyn, met haar Gevogelte en vangt konnen doen. |
|