Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
VIII. Hooftstuk.
| |
[pagina 42]
| |
Men siet evenwel een seer groote menigte van andere kostelijke gesteenten in de gebergten, onder allen is'er de Diament, Anethijst en Topaas, Men noemtse gemeenlijk Diamanten,Ga naar margenoot+ maar ze zijn in der daad niet veel meer dan Cristallen, gelijk als de figure te kennen geeft. Sy werden aan alle kanten van Lapland gevonden, hangende aan de klippen en aan de Steenen van verscheiden groote, sijnde d'eene van d'andere in groote en verscheidentheid onderscheiden. Sommige sijn soo groot als een kindshooft, gelijk ik gesien heb by den roem-rugtigen Graaf Magnus Gabriel de la Gardie Groot Kamelier van het Sweedse Koninkrijk; Sy zijn seer groot, rouw, ongelijk en ongeschikt; de koleur is seer schoon, aangenaam, helder, klaar en glinsterende, behoevende voor het Indiaanse Cristal niet te wijken; daar sijn eenige Wolkjes en Vlekken in die geel en swartagtig sijn, benemende somwijls hare glans en luister. Men vind'er egter seer suivere en heldere, d'andere vind men hier en daar in de Myn-aderen, schijnende eenige spleten te hebben; d'een is uit de natuur veel gladder en netter gepolijst; d'andere sijn rouwer, quastagtiger en oneffender; 't eene Cristal is ook somtijds harder als het andere Cristal, selfs ook onder die, welke men Boheemse Kristallen noemt. De Lappen gebruiken se ook by gebrek van keyen om vuur te slaan,Ga naar margenoot+ want se geven meer vuur als de keyen selfs, wanneer men daar met een staal op slaat. Ik hebber in mijn Kabinet, met welke men de preuve kan nemen, dese is met een stuk Staals in een Laplandse Beurs gelegen, sijnde tot een vuurslag seer bequaam. De Steen-slijpers weten dese Kristallen oft Laplandse Diamanten te polijsten,Ga naar margenoot+ soo datse door konst gemaakt werden als fijne Diamenten, want die niet beter weten, souden de selve daar voor erkennen. Sulke Kristallen oft Diamanten heb ik in een figuur onder de Letter A vertoont, hebbende de natuurlijke groote en behoorlijke form, gelijk als ik die in mijn Kabinet beware. Diergelijks spreekt men ook van de Laplandse Amethisten,Ga naar margenoot+ maar die sijn seer bleek, duister en met verscheide vlekjes beset, soo dat ze by de Boheemse in geen vergelijking komen; want se aldaar veel schoonder gevonden werden, ook sijnse veel raarder, d'een nog d'ander is soo gemeen niet als de eerste Diamanten. Hier dient ook van de Topaas gesproken;Ga naar margenoot+ ik bewaarder een in mijn kabinet, die van Lapland gekomen is, sijnde soo helder als kristal, | |
[pagina 43]
| |
behalven de koleur welke na den bleik gelen helt: en men versekert my dat byna alle d'andere zoodanig sijn, en soo vuurig nog schijnend niet vallen als wel d'andere, die men elders vind. 't Is soo veel dat men in Lapland allerlei gesteenten heeft, maar alle haar koleuren nog luister zijn soo schoon en helder niet als van de geenen die uit Indien komen. Ik sal in dit Hooft-stuk met de Paerlen besluiten,Ga naar margenoot+ alhoewel die onder de gesteenten niet en behooren. Men vind sommige Paarlen in de Laplandse Rivieren; derhalven sijnder eenige Lappen, die haar werk maken van die te Visschen: de Laplander Johan Pietersen oft Peterson, welke d'eerste Silver Mine van Nasafiaell ontdekt heeft, is van die gene geweest; want hy heeft wel uitdrukkelijk gesegt. Dat sijn ambagt was Diamanten te slijpen en Paarlen te soeken. Men heeft in de Noorder deelen Rivieren, in welke de staalen gevonden werden, want men ziet'er Schulpen, daar de Paarlen in wassen, sijnde seer schoon, en niet te veragten, alhoewelse bleek en flauw schijnen, misschien dat de grote koude d'oorzaak is, datse het meeste van hare levendigheid verliesen, welke men in de Indiaanse Paarlen siet. Het gebeurt evenwel somtijds dat'er eenige gevonden werden, welke voor de orientaalse in genen delen behoeven te wijken: want sy overtreffen de selve gemeenlijk in groote en volkomene ronte: dog die sijnder seer weinig onder de genen, welke rijp en volmaakt sijn te vinden, want de meeste vallen niet al te rond. Daar is een groote overvloed van onrijpe en onvolmaakte Paarlen, waar van sommige wel rond sijn aan eene sijde, maar aan d'andere sijde plat; welker agterdeel bleek en geel is, of van een roode koleur, of die doodverwig en duister is; maar aan d'andere ronder sijde sijnse helder, levendig en schoon; waar van ik sommige in mijn rariteit kas bewaar. Men heeft my over eenige jaren een Parel laten sien, die van Bothnia tot Stokholm was gebragt, sijnde soo groot, volkomen rond, en van soo een schijnende en heldere glans, dat sekere Dame van groote staat daar geern hondert en twintig Rijksdaalders wilde voor geven; de Juwelier seide, indien hy'er nog een diergelijke by had, dat hy ze dan voor niet minder wilde verkoopen als voor vijf hondert Rijksdaalders. Derhalven heeft Lapland nog iets waar voor het sig kan doen agten.Ga naar margenoot+ De Paarlen wassen alhier niet in sulke Schulpen gelijk als in Indien, brede, platte en byna ronde gelijk de gemeene Oesters doen; maar dese Schulpen sijn lang en hol, even eens byna als de Mosselen, diemen niet in de Zee vangt, maar in de Rivieren. De onvolkome Paarlen, die | |
[pagina 44]
| |
niet volkomelijk sijn geformeert, sijn aan de Schulpen alleenig vast geheght; maar welke volkomen sijn, sijn nergensaan vast, maar los in de Schulpen, soo datse daar uit vallen konnen. |
|