Dichtwerken. Deel 1(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave De St. Paulusrots. I. De reis naar Java. II. De schipbreuk. III. De klip. IV. De sloep. V. De redding. Aanteekeningen. De schipbreuk van het Nederlandsche barkschip Jan Hendrik, in Bloeimaand 1845. (Naar het Dagverhaal van den Scheepsheelmeester J. Hanou Jz.) De reis naar Brazilië door een gedeelte der bemanning van het verongelukte schip Jan Hendrik, met eene sloep ondernomen, in Zomermaand 1845. (Naar het Dagverhaal van den Opperstuurman H. Vierow.) Naschrift. (Overgenomen uit de Voorrede tot den eersten druk.) Joannes en Theagenes. Eene legende. Joannes en Theagenes. Voorzang. I. Hebt acht op u zelven en op de geheele kudde! II. Wat verhindert mij gedoopt te worden? III. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver bewaren? IV. Geef rekening van uw rentmeesterschap! V. Mijne misdaad is grooter, dan dat zij vergeven worde! VI. Broeders! indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert: die wete, dat degeen. wie een zondaar van de dwaling zijns wegs terugbrengt, eene ziele van den dood zal behouden, en menigte van zonden bedekken. Aanteekeningen. De zelfopoffering. [Zang] Aanteekeningen. Lyrische poëzie. Palestina. De lofzang der schepping. Na het bezoek der rots te **. Het muzikale in de natuur. Een landschap bij ondergaande zon. Avondwandeling in de omstreken van Ootmarsum, mijnen vriend Wernerus Immink toegewijd. Leiden's ontzet in 1574. Napoleon's val en vergoding. Bij de herinnering van Nederland's verlossing in 1813. Het klooster op den St.-Bernard. De taal der schilderkunst. Aan het strand te Katwijk. Aan een apostel des ongeloofs. Bij het portret van Dr. D.F. Strauss. De cholera Bij hare wederverschijning in 1849. Het communisme onzer dagen. De zonsverduistering. 28 juli 1851. Ophelderingen, behoorende tot de voorgaande dichtstukken. [Gewijde poëzie] De opwekking van het dochterken van Jaïrus. Bij eene kunstplaat, voorstellende: Jezus wandelende op de zee. De afneming van het kruis. Bij de bekende schilderij van Rubbens. Petrus en Joannes bij het ledige graf. Na de beschouwing eener schilderij van den jeugdigen kunstschilder J. van Dijck. Hanna. De moeder des Heeren. De dochter van Herodias. Thomas. Liederen. Ophelderingen, behoorende tot de voorgaande dichtstukken. Elvire. I. Herinnering. II. Nachtwaak. III. Nieuw leven. Bij den aanvang der lente. IV. Het kwijnende dichtvuur. V. Zucht naar de afwezende. VI. Wederliefde. (Aan Elvire.) VII. Elvire's geboortedag, als het feest harer herstelling gevierd. VIII. Vadervreugd. Aan mijn kindje. IX. Twintig jaren. Aan mijne gade bij de verjaring van onzen huwelijksdag. 4 augustus 1850. X. Bij het portret mijner ontslapene. (In jeugdigen leeftijd geschilderd, mij toegezonden na haren dood.) XI. Grafbezoek. XII. Weleer en thans. Aan mijne kinderen op mijn geboortedag. Ophelderingen.