Dichtwerken. Deel 1(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XI. Grafbezoek. Wees gegroet, Heilge grafsteê aan mijn voet! Die mij wijst, en strekt ten bode, Waar mijn stof eens sluimren moet; Waar uw stof rust, Lieve Doode! Om wier dood mij 't harte bloedt. 'k Druk uw grafzerk met den voet, Dierbre Gade, wees gegroet! Op den steen Sta ik, waar uw lijk verdween. Ach, hoe steekt en vlijmt mijn wonde! [pagina 340] [p. 340] aant. 't Is als kwam ik - die voorheen Vaak kwam luistren aan uw sponde, Als me uw slaap onrustig scheen, - Nog eens luistren op den steen, Waar de bruine kist verdween. Hoe ik riep, Gij blijft sluimren vast en diep! 'k Had mij vroeger pas bewogen - Hoe onhoorbaar zacht ik liep - Of gij vroegt met lachende oogen: ‘Lieve! dacht gij, dat ik sliep?’ Mocht ge ook sluimren vast en diep, Gij werdt wakker als ik riep! Ongestoord Slaapt ge uw lange sluimring voort! Van 't herkennen na 't herleven Sprak ik hier naar 't Godlijk woord; Hebt gij, hoe mijn stem ging beven, In uw diepe kluis gehoord? - Neen! door vrees noch smart gestoord, Slaapt gij op uw slaapsteê voort. Hebt gij 't goed? Slaap dan op uw rustbed zoet! Nu gij niet uit bange droomen Wakker schrikt, noch in uw bloed Een benauwdheid op voelt komen. Die u angstig staren doet: Ach, nu hebt ge 't waarlijk goed! Afgetobde, slaap dan zoet! Slaap gerust! 'k Heb u zacht op 't hoofd gekust, Toen gij 't neerboogt, - ach, zoo moede! En, van scheiden onbewust, Sluimrend in Gods Vaderhoede, Overgingt in de eeuwge rust. 'k Heb u goeden nacht gekust, Toegedekt ook - slaap gerust! [pagina 341] [p. 341] Goeden nacht! Lieve Doode, die mij wacht! Zinkt mijn stof bij 't uwe neder; Is mijn dagreis haast volbracht - 'k Slaap dan in uwe armen weder - 'k Rust dan bij uw beendren zacht! Tot zóó lang nog: Goeden nacht! Dierbre Gade, die mij wacht! Aan uw zij', Op die sponde is plaats voor mij. Kom ik hier nog dikwerf klagen, Hoe ik eenzaam treur en lij'; 'k Wil niet van den Hemel vragen, Of 't nog verre is, of nabij? - Eenmaal rust ik aan uw zij' Hier is plaats voor u en mij! Goeden nacht. Slaap hier bij Gods dooden zacht! Zal eens de uchtendstond genaken - Wees dan de Engel, die mij wacht, En mij vriendlijk, bij 't ontwaken, 't ‘Goeden morgen!’ tegenlacht! Tot ons de eeuwge morgen wacht, Lieve Doode, goeden nacht! Vorige Volgende