Ophelderingen.
Elvire.
‘Onder dit opschrift heb ik hier gewaagd een zevental Erotische stukjes aan mijne Lezers aan te bieden, welke, met uitzondering van Elvire's Geboortedag (geplaatst in de Tesselschade des jaars 1838), niet vroeger onder de oogen des publieks zijn gebracht. Daar het gemoed des jongelings zich met de meeste getrouwheid in de zangen zijner liefde afspiegelt, kwamen zij mij voor, in deze zangen van vroegeren leeftijd niet te mogen ontbreken; en zoo weinig als ik, op gevorderden leeftijd, bij de herinnering dier liefde, of over den hierin aangeslagen toon behoef te blozen, zoo weinig reden vond ik daarom ze thans terug te houden, - indien althans deze stukjes, beschouwd als proeven van Erotische Poëzie, gerekend mogen worden, niet onwaardig hunne plaats in dezen Dichtbundel te bekleeden. - Voorts verstrekt het mij tot een weemoedig genoegen, hier de gelegenheid te hebben gevonden, om den dierbaren naam, onder Elvire's naam verborgen, voluit te kunnen nederschrijven, dien de wat ver gedreven vrouwelijke zedigheid en kieschheid, bij de eerste uitgave dezer gedichten, schroomde geopenbaard te zien: Johanna Maria Van Woudenberg, geboren 16 Februari 1806 te Culenborg, overleden 18 December 1851 te Amsterdam.’
Ik besloot thans - om het herinneringsoffer, dat ik aan dien naam wensch te brengen, volledig te maken - de beide stukjes: Vadervreugde en Twintig jaren, als twee onvergetelijke tijdpunten uit mijn gelukkig huwelijksleven bezingende, aanstonds hierop te laten volgen.
De drie laatste gedichten maken te zamen een klaverblad uit, voor mij en mijne kinderen van weemoedige maar dierbare herinnering. Alleen het derde: Weleer en thans, is in de Aurora van 1853 reeds vroeger geplaatst. De twee eerste had ik wel voor mijne vrienden laten drukken, maar geheel buiten den handel gehouden. Ik geef ze gezamenlijk in mijn derden bundel, omdat zoowel mijn eigen gevoel als dat mijner kinderen geheel onvoldaan zou zijn gebleven, indien zij in eene verzameling van meest al mijne gedichten de hun toekomende plaats niet hadden gevonden. - Ook vrees ik niet, dat het subjectieve van den inhoud al te zeer aan den indruk zal schaden. Zoo de taal des gevoels daarin geuit is, dan mag ik bescheidenlijk hopen, dat deze gereedelijk den weg tot het hart zal vinden.