Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Op de tytelprent. Opdragt aan den weledelen grootachtbaaren heere, den heere Mr. Gerard Aarnout Hasselaar, regeerend burgemeester en raad der stad Amsterdam, midsgaders bewinthebber der Nederlandsche Oost-Indische maatschappye, enz. enz. enz. Het nut der tegenspoeden. In drie zangen. Toeeigening. Aan myne vriendinne, mejuffrouwe Johanna Muhl, echtgenoote van den heere Nicolaas Simon van Winter. Het nut der tegenspoeden. Eerste zang. Het nut der tegenspoeden. Tweede zang. Het nut der tegenspoeden. Derde zang. Brieven. Charlotte van Bourbon aan Willem den Eersten, Prins van Oranje. Maria de Medicis aan haaren zoon, Lodewyk den Dertienden, Koning van Vrankryk. Louize de Coligny aan haaren zoon Fredrik Henrik, Prins van Oranje. Johanna Gray aan Maria van Richmond, koninginne van Engeland. Leife aan zynen vader Erik, eersten bevolker van Groenland. Claudius Civilis, aan Julius Briganticus. Elisabeth, koningin van England, aan Henrik den Grooten, koning van Vrankryk. Mengeling van verscheiden gedichten. Beurtgezang der herderen van de kribbe des heilands wederkeerende. Rouwklagt, ten sterfdage van den weledelen heere David van Mollem. Maaszang, ter bruilofte van den weledelen gestrengen heere Mr. Didericus Gregorius van Teylingen, raad en oud schepen der hoofdstad 'Shertogenbosch, midsgaders ontfanger der convooiten en licenten van hunne hoog mogenden; enz. enz. enz. en de welgeborene jongkvrouwe, myne nichte Cornelia Leers. De Vergangklykheid des Levens. Ten verjaardage van mejuffrouwe Suzanna Maria Oortman. Ter zilveren bruilofte van mynen neef, den welëdelen gestrengen heer Mr. François van der Hoeven, en myne nichte, mevrouwe Johanna Leers, heer en vrouwe van Tienhoven, enz. Feestzang op het eerste eeuw getyde der Nederlandsche vryheid. Begroeting van den eerwaardigen en geleerden heere Pieter Fontein, leeraar der doopsgezinden te Amsterdam, wegens zyn huwelyk met jongkvrouwe Sara Alida Vermande. Middelburg vertroost door de godsvrucht, toen de weled. gr. achtb. heer mr. Willem van Citters, burgemeester en raad derzelve stad, van die hooge waardigheden vry willig afstond. Ter zilveren bruilofte van mynen neef den weledelen gestrengen heere Arnout Leers, oudschepen der stad Rotterdam, directeur van den Levantschen handel, enz. enz. en myne nichte mevrouwe Christina Uilenbergh; heer en vrouwe van Ameide en Herlaar. Ter verjaaringe van mevrouwe Maria van Oosterwyk, gemalinne van den heere Jacob Sydervelt. Op de veṙheffinge van de weledele achtbaare heeren Philips van der Ghiessen, en Josua vander Poorten, tot representanten van zyne hoogheid Willem den IV, in de Nederlandsche Oost-Indische Maatschappy. Danköffer aan den weledelen gestrengen heere Pieter Boddaart, griffier van den Ed. Leenhove van Vlaanderen en raad ter admiraliteit, toen 't hem behaagde my zyne stichtelyke gedichten toe te zenden. Ter uitvaart van vrouwe Maria van Oosterwyk, echtgenoote van den heere Jacob Sydervelt. Op de uitmuntende schilderkunst van mejuffrouwe Rachel Ruisch, weduwe van den heere Juriaan Pool. Ter uitvaart van den godvruchtigen heere Jacob Sydervelt. Wiegzang voor den zoon van den weledelen achtbaaren heere Josua vander Poorten, representant fan zyne hoogheid, Willem den IV, in De Nederlandsche Oost-Indische Maatschappy* en vrouwe Hillegonda Jozina van Eik. Stroomzang der Rotte, ter eere van haaren dichter Dirk Smits. Ter bruilofte van den heere Wilhem van Maurik, en jongkvrouwe Josina Messchert. Ter verjaaring van mynen waarden vader Jacob van Merken. Klagt over het afsterven van den uitmuntenden dichter Dirk Smits, eersten commies van het ed. mog. collegie ter admiraliteit op de maze en monster commissariste Hellefoetsluis. Op de historie der pausen, uit het Engelsch van den heere Archibald Bower vertaald door den eerw. heere Jan Brak. Op den Henrik den Grooten van den Franschen dichter de Voltaire, in Nederduitsch heldendicht vertaald door den heere Sybrand Feitama. Aan myne nichte jongkvrouwe Maria vander Hoeven, ter gelegenheid van haaren echt met den heere Jan van Vollenhoven, Kornelisz. Aan den heere Arnold Hoogvliet, wegens de uitgave van het tweede deel zyner Mengeldichten. Aan den heere Jacob de Clercq, wegens het afsterven zyner echtgenoote, vrouwe Geertruid Margareta Verbrugge. Op de poëzy van den heere Hendrik Snakenburg, na deszelfs overlyden uitgegeeven door den heere Frans de Haas. Op den Amstelstroom van den heere Nicolaas Simon van Winter. Amarante, veldzang, aan myne zuster Wilhelmina van Merken, op haar drieëndertigste verjaaring. Geboortegroete aan myne waarde moeder Suzanna Wilhelmina Brandt, op haar zeventigste verjaaren. Aan den weledelen grootachtbaaren heere den heere mr. Gerard Aarnout Hasselaar, op deszelfs vierde burgemeesterschap. Op de intrede van den beroemden dichter Sybrand Feitama, in de zalige rust. Zielzucht tot God. Nachtgepeinzen. Dankbetuiging aan de zangnimf van den heere Bernardus de Bosch, voor haare troostryke verlustigingen. Ter uitvaart van myne tedergeliefde moeder Susanna Wilhelmina Brandt. Rouwklagt, by het afsterven van myne waarde en eenige zuster Wilhelmina van Merken. Aan den weledelen grootachtbaaren heere den heere mr. Gerard Aarnout Hasselaar, burgemeester en raad der stad Amsterdam, enz. enz. enz. Toen het hem behaagde een ongelukkig huisgezin, op myne bede, te begunstigen. Troost aan mejuffrouwe Joanna de Clercq, wegens het afsterven van haaren echtgenoot, den eerwaardigen heere Bartholomeüs van Leuvenig. Leeraar der doopsgezinden te Amsterdam. Danköffer aan Gode, wegens myne herstelling van eene zwaare krankheid. Drukfeilen.