Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 275] [p. 275] Aan den heere Arnold Hoogvliet, wegens de uitgave van het tweede deel zyner Mengeldichten. Beleefde Hoogvliet, meld gy my Dat uw verheven geest, door kunstzucht aangedreeven, 't Gespaarde Letteröoft van uwe Poëzy, Die zo veel wondren schenkt, aan Nederland zal geeven? Duld dat ik my verheuge in dit gewenscht besluit: Vaar voort en voer het rustig uit. Maar zou dit geurig kunstbanket Het allerlaatste zyn, gelyk me uw Brief doet vreezen, Dat door uw' schrandren geest ons oog word voorgezet? Ditkan, vergeef het my, dit moet geen waarheid weezen: Uw hemelsch dichtvuur gloeit gewis uw leven lang; Geen Nachtegaal vergeet zyn' zang. [pagina 276] [p. 276] Al treed de magtlooze ouderdom U langzaam te gemoet met wankelbaare schoenen, Hy buigt den geest niet neêr al drukt hy 't ligchaam krom: De blinkende laurier blyft ook des winters groenen; En gryze ervaarenis, gesterkt door wyze deugd, Geeft nuttigst lessen aan de Jeugd. Gun dat ik u een voorbeeld toon', Dat al uw schranderheid met reden niet kan wraaken; De Aartsvader Abraham, die, zo verrukkend schoon Door u gemaald, elks hart in hemelmin doet blaaken, Spreekt nooit met grooter vuur dan daar hy, afgeleefd, Zyn ziel haar' Schepper wedergeeft. 't Is waar dat elks verbeeldingskracht Niet in vermogen groeit, terwyl de jaaren klimmen; Maar wyze kunst, hoe oud, word altoos hoog geacht: De zon schynt dikwerf schoonst omtrent de westerkimmen: Dus zal zelfs de avond van uw levenszonneschyn, Een avond Hoogvliet waardig zyn. [pagina 277] [p. 277] Duld dan dat we ons van uwe vlyt, Zelfs in dien avondstond, een' schat van kunst belooven; En bloemen wachten van uw' frisschen wintertyd, Die 't lagchend lenteloof in geur en glans verdooven, En duurzaam praalen, tot het vastgebouwd heeläl, Met hen in stof verändren zal. Word, door uw vriendelyke gunst, 't Beloofde Dichtkleinood ons midlerwyl geschonken; Het zal op de eerste plaats in 't kabinet der kunst, By uw' Hebreeuwschen Held en gouden vaerzen pronken; Terwyl gantsch Nederland die hemelklanken roemt, En Hoogvliets naam met eerbied noemt. mdcclii. Vorige Volgende