Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 278] [p. 278] Aan den heere Jacob de Clercq, wegens het afsterven zyner echtgenoote, vrouwe Geertruid Margareta Verbrugge. 't Verbaaze u niet dat myne Zangeres, In schaêuw der sombre lykcipres, Een sleepend rouwmuzyk doe hooren, ô Jacob! daar gy rood beschreid, Uw dierbre Margareet, uw' lust, uwe uitverkooren Naar 't rustvertrek der dooden leid. Wie deelt met my niet in uw' zwaaren druk, In 't onherstelbaar ongeluk Van alle uw moederlooze Spruiten, En in den troosteloozen rouw Van zo veele armen, die de dierbre gaaven uiten Van 't waardig Voorwerp uwer trouw? [pagina 279] [p. 279] Mogt in dit uur, tot stilling uwer pyn, Onze Amstelstad een Joppe zyn, En Petrus in haar' kreits ontdekken; Hoe zou die hulpelooze stoet Zyn eerelyk gewaad doen tot getuige strekken Van uw Margretaas vroom gemoed. ‘Zie hier, zie hier! dus riep gewis hun smart, ‘De kleders, uit een gunstig hart, ‘Door die Godvruchtige ons gegeeven!’ Ligt deed, ten troost in elks verdriet, De Godsheld op die taal uw Tabitha herleeven! Maar, och! de Apostel is hier niet. 't Is vruchteloos dat gy de dunne lucht Vervult met aaklig rouwgerucht; Dat Kroost en Maagschap bitter weenen; Dat de Armoede op haar grafzerk treurt: Haar levenszon heeft op den middag uitgescheenen; Ze is u en hen van 't hart gescheurd! [pagina 280] [p. 280] Och! word dan zo veel wys beleid, Die Godvrucht, die weldadigheid, Die minzaame aart, die achtbre gaaven, Uw vreugd, uw liefste wensch welëer, In 't albedelvend stof des duistren grafs begraaven! Heeft dan de deugd geen voordeel meer? ô Ja! maar 't heil, dat haar verbeid omhoog, Blinkt in ons dikbencveld oog Niet met die goddelyke glanssen, Waarmeê 't uw Geertruid thans bestraalt, Die, boven zon en maan en alle starrentranssen, In 't eeuwig Salem zegepraalt. Daar is de schat der onbevlekte Deugd; Daar juicht ze op 't zien der hemelvreugd; Daar wint ze 't allerwenschlykst voordeel; Daar kan, in 't zoenbloed van Gods Zoon, Haar mededeelzaamheid zelfs roemen tegen 't oordeel: Daar draagt haar hoofd de glorikroon. [pagina 281] [p. 281] Daar viert zy, nu ze uw oog ontweeken is Op 't heilfeest der Verryzeniss', Haar' uitgang uit des ligchaams kerker; En treed in 't wenschelyk genot Der goedren, haar beloofd door haaren Heilbewerker, In 't rykspaleis van haaren God. Schoon dan uw ziel met kracht haar' rouw vertoont, Een' rouw door deernis ligt verschoond, Zy kweek' gemoedigde gedachten; Uw Egaas heil verwinne uw kruis: Gods Wysheid haalt wel meer, in weêrwil onzer klagten, Haar liefste kinders 't vroegste t' huis. mdccliii. Vorige Volgende