Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 341] [p. 341] Danköffer aan Gode, wegens myne herstelling van eene zwaare krankheid. Hef aan, myn ziel, voldoe uw zucht; Het voegt u Gods genaê te danken, Waardoor gy 't hevig woên van 't koortsvuur zyt ontvlugt. Hef aan, myn ziel, voldoe uw zucht, En offer Gode uwe eerste klanken. De bleeke ziekte viel my aan, En hield me aan 't logge dons gebonden, Waarüit ik nimmer weêr gezond dacht op te staan; De bleeke ziekte viel my aan, En had myn kracht byna verslonden! ‘'t Is goed all' wat de Godheid wil,’ Dus dacht ik in die duistre dagen, ‘Wie treed ooit straffeloos met de Almagt in geschil! ‘'t Is goed all' wat de Godheid wil, ‘Wat haar behaagt zal my behaagen. [pagina 342] [p. 342] ‘Gelukkig hy, die zalig sterft, ‘En vry van al het aardsch gewemel, ‘In 't ouderlyke graf een zachte rust verwerft; ‘Gelukkig hy die zalig sterft, ‘En opvaart naar den blyden hemel! ‘Doch 't leven is een gaaf van God: ‘Behaagt het hem myn' tyd te rekken, ‘Ik buig my voor zyn' wil, zyn gunst beschikk' myn lot! ‘Het leven is een gaaf van God; ‘Gods magt kan my 't gevaar onttrekken’. Myn hart, in 's Hemels wil gerust, Wierd door geen dwaaze vrees gedreeven: Der Godheid is het best ons wenschlykst heil bewust: Myn hart, in 's Hemels wil gerust, Betrouwde op God in dood en leven. De Algoedheid sloeg haare oogen neêr Uit de onäfmeetbre hemelzaalen; Terstond verkreeg het bloed zyne eerste kalmte weêr: De Algoedheid sloeg haare oogen neêr, En 't hart kon ruimer ademhaalen. [pagina 343] [p. 343] Haar hand heeft van de wieg af aan My opgebeurd door gunstbewyzen, Myn schreden ondersteund op hobbelige paên: Haar hand heeft van de wieg af aan My stof verleend om haar te pryzen. Gy sterkte, ô God! myn zwak gemoed, In rampen, droefheên en gevaaren: Door uw genade-alléén wierd bitterheid my zoet: Gy sterkte, ô God! myn zwak gemoed, Tot troost van die my dierbaar waren. Toen alles aan myn hoope ontviel; Toen ik myn Maagschap moest zien sneeven; Toen aller jongste groet zo zwaar viel aan myn ziel! Toen alles myne hoope ontviel Is uwe gunst my bygebleeven. Gy leidde me op een effen baan; Gy doet me, op nieuw, uw magt beschouwen, Uw magt, die my van 't juk der krankheid wilde ontslaan: Gy leidde me op een effen baan; En zoude ik niet op u betrouwen? [pagina 344] [p. 344] Ik zie my door uw hulp hersteld; Ik leef gezond, en bly te moede; Op uwen enklen wenk is 't leed voorbygesneld: Ik zie my door uw hulp hersteld, En leef geveiligd in uw hoede. ô God! die my dien zegen schenkt, Uw' naam zy eindlooze eer gegeeven! Versterk myn dankbre ziel daar ze aan uw gunst gedenkt: ô God! die my dien zegen schenkt, Geef dat ik in uw gunst moog' leeven! Zo offer' myne erkentenis, Ten prys van uw barmhartigheden, U al 't vermogen op dat my nog ovrig is! Zo leer my myne erkentenis Myn leven in uw' dienst besteeden! Vorige Volgende