Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Geboortegroete aan myne waarde moeder Suzanna Wilhelmina Brandt, op haar zeventigste verjaaren. In 't midden van het buldren der orkaanen Van drukkend leed en wreeden tegenspoed, Opjaagers van den springvloed onzer traanen, Vliegt u myn ziel al schreijend te gemoet. Zy schreit van smart, maar meer door mededoogen; Nog meer uit vreugd, nu zy deez' dag aanschouwt, Uw' hoogen dag, ô Wellust van myne oogen! Myn Moeder! wie myne eerbied heilig houd. ô Wat al ramp, al onheil, al gevaaren, Al rouw, al smarte, al hartzorg en verdriet, Besluit uw kring van tienmaal zeven jaaren! Wiens ziel bezwykt in zo veel droefheid niet! Wat zag dit jaar, nog 't bangste jaar van allen, Dat u schier moordde aan 't krankbed van uw Vrucht, [pagina 298] [p. 298] Om u en haar, al heete traanen vallen! Och! was al 't leed ons met dat jaar ontvlugt! Och! of Gods gunst, die u aan myne klagten Op d' oever van het leven weder gaf, Myn Zusters ramp genadig wou verzachten! Die Dierbre, die reeds nederzinkt in 't graf! Maar och! die zucht, die wenschen zyn verlooren: De Almagtige, die ons geduld beproeft, Heeft haar, naar 't schynt, geen vreugd op de aard' beschoren, Waar haar 't geweld der wreedste smart bedroeft. Geen handgewring, geen jammren kan hier baaten: Uw' wil geschiede, ô Vader! 't moet zo zyn. De Moeder en haar Kindren staan gelaten, Al rees voor haar nooit blyde zonneschyn! Maar staat de hoop, ontzagchlyk Opperweezen! Zelfs boven hoop, aan stervelingen vry, Gy, die ons wond, zult ons dan ook geneezen; En leiden ons het woedend kwaad voorby. Gy, gy, myn Troost, myn teêrgeliefde Moeder, Zult dan, verheugd na al uw droef geween, Op 't wenken van den oppersten Behoeder, Uw dierbaar Pand van 't kermend bed zien treên! [pagina 299] [p. 299] Dan vlugt het Leed, met all' de kreuple Kwaalen Des Ouderdoms, die beevende u genaakt; Dan zult gy, met uw kindren, adem haalen, En zien nog lang u door Gods oog bewaakt. Behaagt het hem, zyn goedheid stem' myn bede: Zo niet, hy schenke, in 't ongenaakbaar licht, Uw vroome ziel een liefelyker vrede, En sterke op aarde uw godvrucht in haar' pligt! Hy leere ons 't kruis, dat ons te zwaar valt, sleepen; Tot 's Heilands Liefde, uit deernis, bysland bied: Zy ziet...! zy komt...! zy heeft het aangegreepen...! Zy draagt voor ons...! schep moed, nu drukt het niet. mdcclvii. Vorige Volgende