Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Johanna Gray aan Maria van Richmond, koninginne van Engeland. Vergun Johanna Gray, op haaren jongsten dag, ô Nicht! ô Koningin! u in dit schrift te groeten, Daar zy één oogenblik van ongewenscht gezag, Op't zwenken van de byl, met haaren hals zal boeten. Verwacht niet dat ik u zal smeeken om genaê; Johanna vind geen straf in 't scheiden uit dit leven: Het offerüur, hoe vroeg, genaakt my nog te spaê: Myn ziel is los van de aarde en boven 't aardsch verheven. Ik ooge op hooger kroon in heerelyker ryk, En gunne u de uwe ligt, door dwang van my gedraagen, Zy siere uw Vorstlyk hoofd, terwyl ik willig wyk. Och! mogt ge u nooit, als ik, van haar gewigt beklaagen! Geloof myn onschuld al ze u dier betuig, Vorstin! Dat ik met smart die kroon zag passen op myn hairen; [pagina 75] [p. 75] Verwonnen door natuur en zuivre huwlyksmin: Laat die bekentenis myn Vrienden niet bezwaaren. Dat uw gestrengheid zich voldaan hou' met myn' dood! 'k Betaal ligt duur genoeg eene eer van weinige uuren. Verschoon de tederheid van eenen Echtgenoot, En laat eens Vaders liefde uw gramschap niet bezuuren. Uw Broeders laatste wil dreef hunnen yver aan: Zy volgden 's Vorsten last; zoud gy hen straffen kunnen? Wat zoude eens Vaders trouw niet voor zyn telg bestaan? Wat zoude een minnend hart niet aan zyne Ega gunnen? Straf hunne schuld in my, indien gy straffen moet. Laat my, op myne beê, alleen voor hen betaalen. Misverw de glans der kroon niet door hun dierbaar bloed. Leer door grootmoedigheid en goedheid zegepraalen. Zo buig ik willig voor myn deerniswaardig lot, Vernoegd dat ik uw hart kon tot myn heil beweegen, En styg geruster uit myn kerker op 't schavot, Dan ik uit myn vertrek was op den troon gesteegen. Maar och! terwyl ik schryf stoort my de jammerkreet Van myn' beschreiden stoet... Helaas! wat wil die wagen? Die zwarte doodbus, en dat overhangend kleed ...? ô Gilford ...! ô myn Lief ...! moet ik om u nog klaagen! [pagina 76] [p. 76] Neen: gaa, myn Echtgenoot, ik volge u op het spoor. Eén zelfde dag zal ons doen scheiden en heréénen. Uw dood ging mynen dood slechts weinige uuren vóór: Gy keert van 't hofschavot, en ik, ik gaa daar hcenen. Vertoef, myn waarde Lief! ei toef één oogenblik, Zo moogt ge uw Wederhelft met u ten hemel leijen. Ik houde uw ziel in 't oog tot aan myn' jongsten shik, En zweeve u trouw op zy', naar 't hof der englenreijen. Daar wacht ons eedler kroon en vaster heerschappy, Dan ooit Britanje aan uw Johanne kon verëeren; Daar zullen we, ongestoord gelukkig, zy' aan zy', By de Oppermajesteit, eeuw uit eeuw in, regeeren. Maar gy, Maria, die uw' troon vest in ons bloed, Gy, die ons heil bewerkt terwyl ge ons waant te straffen, Mogt uw verhaaste drift, die ligt te hevig woed, Aan England, dat u kroont, nooit weenensstof verschaffen! Verwin der Britten hart door goedheid; niet door schrik. Ik ben den dood getroost; uw vonnis schyn' rechtvaardig. Vaar wel! leef lang! regeer gelukkiger dan ik, En maak u, kan het zyn, der Volken eerbied waardig! Vorige Volgende