Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 225] [p. 225] Op de uitmuntende schilderkunst van mejuffrouwe Rachel Ruisch, weduwe van den heere Juriaan Pool. Wat vestigt gy dus opgetoogen, Myn Zangster! uw verwonderde oogen Op Rachels godlyk kunstvermogen? Bedank haar' arbeid; kom, ei kom ... Gy zwygt! Zou u de spraak ontbreeken? ô Ja, de Poëzy word stom, Nu zy de Schilderkunst ziet spreeken. ô Ruisch, die wy met eerbied noemen! Uw levenswinter schenkt ons bloemen, Wier luister de eeuwen zullen roemen; [pagina 226] [p. 226] Uw kunstzaal geeft den Dichtlust stof: Het ooft, uit uw penseel geboren, Zou, waar' 't geplant in Edens hof, De Aartsmoeder ligt op nieuw bekooren. Wie kan hier all' de wondren tellen? Ik zie de purpren Muskadellen; 'k Zie de adertjes der blaadjes zwellen, Door milden morgendaauw besproeid. De schoone Pruim en Persik bloozen; Terwyl het Violiertje gloeit, In schaaûw van witte en roode Roozen. My dunkt ik zie dat Rupsje weeven, Dat Bytje door de takjes zweeven. Noem dit geen kunst; ô neen; 't is leven. Hoe bly lacht die Granaat ons aan! Maar zacht! Wat wil die zwerm van mieren? Men jaag' ze van die roozeblaên, Eer zy de zuivre bloem ontsieren. [pagina 227] [p. 227] ô Zielverrukkende Tafreelen! Kunstwondren, die alle oogen streelen! Wat is 't volmaakste van uw deelen? Ei zie dat Wormtje 't harde hout Dier schoone Noot met kracht doorbooren. Beschouw hoe zich dat blaadje vouwt. Hoe schoon vertoont zich 't Poolsche koren! ô Frissche Bloemen! dierbre Vruchten, Gevormd in de eêlste Schilderluchten! U staat geen hagelvlaag te duchten. De Tyd, die niets zo heilig houd Dat hy 't zyn' glans niet zoekt te ontrooven, Roept, als hy deeze zaal beschouwt: ‘Hier gaat de kunst myn kracht te boven.’ ô Zacht penseel, zo fiks ervaaren In 't schoonst gebloemte te evenaaren! Gy kreunt u aan geen tachtig jaaren; Uw winter schynt uw lentetyd. [pagina 228] [p. 228] ô Ruisch! uw hemelsch kunstvermogen, Met recht de onsterflykheid gewyd, Straal' duurzaam 't Nageslacht in de oogen! En gy, die ons, door pligt gedreeven, Uw Moeder bly haar' lof ziet geeven, Zie, zie voor zulk een dierbaar leven, ô Fredrik! uw gebeên verhoord. Die liefde zal haar' loon niet derven: Zo lang haar kunst elks oog bekoort, Blyft ook nw naam bevryd van sterven. mdccl. Vorige Volgende