Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Ter verjaaringe van mevrouwe Maria van Oosterwyk, gemalinne van den heere Jacob Sydervelt. Staa myn blyde Zangster toe Dat zy thans haar' pligt voldoe, ô Marië! op uw verjaaren; Dat haar hand een kransje vlecht', En de t'saamgestrikte blaêren Vrolyk op uw' schedel hecht'! De Amstel, die met zacht geruis Voortstroomt langs uw prachtig huis, Doet haar golfjes kabblend vloeijen, En verkondigt vry en bly, Onder 't dobbrend heenenroeijen, D' oorsrong van haar vreugde aan 't Y. [pagina 206] [p. 206] 't Speelend windje kust het kruid, 't Lokt de teedre blaadjes uit, 't Helpt de Lente wederkeeren; 't Lieflykzingend pluimgediert' Klapwiekt onder 't kwinkeleeren, Waar het door de telgjes zwiert. Beide uw Dochters en uw Zoon, Paerels aan uw huwlykskroon, Knopjes die iet groots belooven, (Zo de storm des doods hen spaart.) Troonen 's Hemels gunst van boven, Op den dag die u verjaart. Elk reikt u de handjes toe, Yder kust u, bly te moê, U, de tederste aller Moedren; Daar hen 't vriendelyk voorbeeld sticht Van hun deugdelyke Broedren, Dier aan uwe zorg verpligt. [pagina 207] [p. 207] Zie in 't oog van uwen Vrind, Die zyn heil in 't uwe vind, 't Hartelykst genoegen zweeven: Welk een vreugd bezielt zyn' geest, Nu hy 't leven van zyn leven Groet op haar geboortefeest! En zou ik, daar alles juicht, Elk om stryd zyn vreugd betuigt, Ik-alleen myn blydschap smooren Daar 't Mariaas heilstand geld, Daar het Jaarfeest word herboren Van de Gaê van Sydervelt? Neen; ik wensch dat ramp noch druk Paalen zette aan haar geluk, In een reeks van blyde jaaren; Dat Gods hand, die 't all' behoed, All' wat heil of troost kan baaren Haar verleene in overvloed; [pagina 208] [p. 208] Dat het vriendelyk gezicht Van haar hartbetoovrend wicht, Thans door mist van koorts aan 't kwynen, In deez' zegenryken stond, Als voorheen, haar moog' beschynen, Lustig, vrolyk en gezond. Zo blyf zy, jaar uit jaar in, Met haar' Gade en lief Gezin, De eedle baak der deugdbeminnaars; Zo roeme elk hun-aller lof Tot zy blyde, als overwinnaars, Praalen in het hemelhof! mdccxlix. Vorige Volgende