De Denker. Deel 4 (1766)(1767)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave De Denker. No. 158. Den 6. January 1766. [De dwaaze Poogingen van veelen, om gelukzalig te zyn in dit Leeven, afgeschets; ter gelegenheid van het wenschen van een Gelukzalig Nieuwenjaar.] De Denker. No. 159. Den 13. January 1766. [Brief van een jonge Juffer, wegens haare Leeszugt; en Antwoord daarop, met opzigte op de voornaamste pligten der Vrouwen.] De Denker. No. 160. Den 20. January 1766. [De veranderlykheid van den Filozoof; en wegens de schadelykheid en ongeoorloofdheid van wispeltuurige veranderingen, voor al in 't volgen van eenig beroep.] De Denker. No. 161. Den 27. January 1766. [Schaadelykheid van de Ondeugden alleen als belagchelyk voor te stellen.] De Denker. No. 162. Den 3. February 1766. [Brief van den Heer Denkgraag, waarin de werkzaamheid om wel te doen, boven het enkel wel denken word aangepreezen.] De Denker. No. 163. Den 10. February 1766. [Boertig verhaal wegens zekere Chineesche Gewoonte; en waarschuwing tegens de Vleiery.] De Denker. No. 164. Den 17. February 1766. [Noodzaaklykheid van den Godsdienst in de Burgerlyke Maatschappye; ter gelegenheid van den Bedendag.] De Denker. No. 165. Den 24. February 1766. [Het sukkelen der Vrouwen in 't geduurig veranderen van dienstbooden, door haare eige verkeerde behandel nge; en het verneemen naar dezelven, beschreeven.] De Denker. No. 166. Den 3. Maart 1766. [De nutteloosheid vin onderlinge liefde en tedere vriendschap in aen Huwelyken staat, spottender wyze aangetoond] De Denker. No. 167. Den 10. Maart 1766. [De Pragt, Coquetterie Geveinsdheid, Nieuwsgierig eid, Snapagtigheid, en Wispeltuurigheid der schoone Sexe verdeedigd.] De Denker. No. 168. Den 17. Maart 1766. [Twee Brieven ter gelegenheid van de Installatie van den Heere Prinse Erfstadhouder; de eerste over de Eensgezindheid tusschen de Ingezetenen en Overheden; en de twede over het spreekwoord, de Item des Volks is de stem van God.] De Denker. No. 169. Den 24. Maart 1766. [Over de Edelmoedigheid; of het leeven van Aurelius.] De Denker. No. 170. Den 31. Maart 1766. [Brief van Styntje Welmeenend, en aanmerkingen over het vergeeven en vergeeten van voorige misslagen.] De Denker. No. 171. Den 7. April 1766. [De Gevoeglykheid en 't Nut, en de Ongevoeglykheid of Dwaasheid van zig te laaten uitschilderen, of zyne beeltenis in 't licht te geeven.] De Denker. No. 172. Den 14. April 1766. ['t Geluk der Burgerlyke Maatschappye word gestoord door weelde en trotsheid, die eerlyke huwelyken beletten. Gedicht van afscheid aan Philis.] De Denker. No. 173. Den 21. April 1766. [Twee Brieven over het onderwys van den Godsdienst aan een jong Heer.] De Denker. No. 174. Den 28. April 1766. [Dat de Doctoren in de Medicynen, over 't gene tot de Gezondheid dient, als Predikanten openbaare Leerredenen moeten doen.] De Denker. No. 175. Den 5. Mey 1766. [Over het Onderwys van den Godsdienst aan een jong Heer; Vervolg van No. 173.] De Denker. No. 176. Den 12. Mey 1766. [Brief van M.P. om te toonen, dat het leezen van boeken en beoefenen der geleerdheid, alleen voor de lieden van Studie, en voor geene anderen goed of doenlyk is.] De Denker. No. 177. Den 19. Mey 1766. [Lentezang; Dichtstuk.] De Denker. No. 178. Den 26. Mey 1766. [De algemeene Pligt van alle Menschen aangetoond, om zig te oefenen, opdat ze zo nut mogen zyn, als in hunnen kring mogelyk is.] De Denker. No. 179. Den 2. Juny 1766. [Brief van Antje Dirks wegens de zitplaatsen der Vrouwen in de Kerk, en de ongerymdheid van gezette en bevoorregte zitplaatsen.] De Denker. No. 180. Den 9. Juny 1766. [Eenige Brieven wegens verwyten, nadeelen, en afkeerigheden, die men ontmoet om de misdaaden of ongelukken zyner Naastbestaanden.] De Denker. No. 181. Den 16. Juny 1766. [Aanmerkingen van den Denker over het onderwerp der voorgaande Brieven; zynde een vervolg van No. 180.] De Denker. No. 182. Den 23. Juny 1766. [Wegens het regte oogmerk, 't welk men zig in zyne leesoefeningen hebbe voortestelien; en volgens 't welke men over de waardy der hoeken kan oordeelen. Vervolg op No. 176.] De Denker. No. 183. Den 30. Juny 1766. [Over het borgen en uitstellen van verschuldigde Betaaling, als eene Ondeugd van onregtvaardigheid en onredelykheid.] De Denker. No. 184. Den 7. July 1766. [Droom, waarin de Karakters van verschillende soorten zig wonderbaar vertoonden.] De Denker. No. 185. Den 14. July 1766. [Het laaken en veragten van anderen, als een Ondeugd, ten toon gesteld.] De Denker. No. 186. Den 21 July 1766. [Brief van Betje Leezens, om te toonen, hoe verkeerd het zy, zyne Diensthooden en geringe Lieden de gelegenheid te henemen, om zig te oefenen.] De Denker. No. 187. Den 28. July 1766. [Dorus, Kuning van Lydie; of onverwagte Vervulling der Godspraake.] De Denker. No. 188. Den 4. Augustus 1766. [Vervolg van de zelfde Vertellinge.] De Denker. No. 189. Den 11. Augustus 1766. [Over eenen schielyken Dood, en of dezelve te wenschen zy.] De Denker. No. 190. Den 18. Augustus 1766. [Brief van Pieter Spaarer over de weelde en overdaad van Burgerlieden, die de groote wereld navolgen.] De Denker. No. 191. Den 25. Augustus 1766. [Over het Leeven in de Stad, als niet min aangenaam, dan het Buitenleeven.] De Denker. No. 192. Den 1. September 1766. [Beschouwing der Pligten, noodzaaklyke Bezigheden en Oefeningen van jonge Jufferen.] De Denker. No. 193. Den 8. September 1766. [Vervolg van 't voorgaande Onderwerp.] De Denker. No. 194. Den 15. September 1766. [Over den Last van Familie-dagen, en vaste gezelschappen met luiden van verschillenden smaak.] De Denker. No. 195. Den 22. September 1766. [Over de Dwaasheid van Kwakzalvers te gelooven, en hunne geneesmiddelen te gebruiken, of Brief van Fredericus Magino Zwetserio.] De Denker. No. 196. Den 29. September 1766. [Over de ongerymdheid en dwaasheid van den geopenbaarden Godsdienst te veragten, ter oorzaake van de verkeerdheid of ondeugden der Kerkelyken.] De Denker. No. 197. Den 6. October 1766. [Brief van Maaike Pieters, en antwoord op den zelven, over de onheblyke bedilzugt, en persooneele bestraffingen van den Predikstoel.] De Denker. No. 198. Den 13. October 1766. [Over het Gedrag, 't welk de Ouders in de tegenwoordigheid hunner Kinderen behooren te houden.] De Denker. No. 199. Den 20. October 1766. [Brief van Julia, waar in zy raad vraagt, of zy in haare hooger jaaren, onverwagte schatten verkreegen hebbende, een Jongeling behoort te trouwen; en antwoord van den Denker.] De Denker. No. 200. Den 27. October 1766. [Hoe men Familie dagen of vaste Gezelschappen behoore te schikken; op dat zy aangenaam zyn, en de onderlinge Vriendschap aankweeken, zynde een vervolg van No. 194.] De Denker. No. 201. Den 3. November 1766. [Brief van Librator, wegens het ontwyken van eenige verpligting te maaken, of weldaaden te ontvangen: met het antwoord van den Denker.] De Denker. No. 202. Den 10. November 1766. [In hoe verre men voor gedaane weldaaden of diensten Dankbaarheid mag verwagten; zynde een vervolg van 't voorgaande.] De Denker. No. 203. Den 17. November 1766. [Of eene Bespiegelende Leevenswyze niet ongelukkiger zy, dan een werkzaame.] De Denker. No. 204. Den 24. November 1766. [Brief van Irenophilus Orthodoxus, wegens Tolerantie en Regtzinnigheid, en het beste middel, om alle Onregtzinnigheid uit de Kerk te weeren.] De Denker. No. 205. Den 1. December 1766. [Brief van Cath. van .... of klagten van dezelve over haaren Man, en 't gemis van Kinderen; met het antwoord op denzelven.]. De Denker. No. 206. Den 8. December 1766. [Wat 'er hedendaagsch verstaan worde door een Galant Heer, of welleevend Man, in tegenstellinge van de ouderwetsche betekenisse.] De Denker. No. 207. Den 15. December 1766. [De Oude Adam in de jonge kinderen; of onderzoek wegens den oorsprong der hartstogten, en derzelver hevigheden in de Kinderen.] De Denker. No. 208. Den 22. December 1766. [Aanmerkingen omtrent 't gene men in zyne kleeding hebbe in agt te neemen; vooral uit inschikkelykheid voor den smaak van anderen.] De Denker. No. 209. Den 29. December 1766. [Brief wegens de Spioneer-Spiegeltjes in zekere Hollandsche Stad, derzelver oorsprong, en nadeel.]