| |
| |
| |
De Denker.
No. 165.
Den 24. February 1766.
[Het sukkelen der Vrouwen in 't geduurig veranderen van dienstbooden, door haare eige verkeerde behandel nge; en het verneemen naar dezelven, beschreeven.]
Gratis anhelans, multa agendo nihil agens,
Sibi molesta, & aliis odiosissima.
‘ZEker Lid van ons Genootschap schreef den Brief, die het Vertoog van deezen dag zal uitmaaken’.
| |
Myn Heer!
SChoon ik met myne Huisvrouw in liefde en vrede leeve, is 'er egter iets in onze huishouding, dat my gansch niet wel gevalt; hier in bestaande: dat wy telkens, dan om deze, dan om gene reden, onze Meiden moeten laaten verhuizen. Dus heb ik gedurig allerhande vreemde wezens voor myne oogen; dan krygen we eens een bruine, of laat ik liever zeggen een zwarte; dan een lelieblanke, en dan weder zulke nagtleelyke, dat men 'er kinderen mede naar bed zoude jagen. Behalven het verschil in de troniën, is 'er dikwils
| |
| |
nog grooter in het karakter; de eene is Roomsch, de andere Luthersch, de derde wel een waare Gereformeerde van ouders tot ouders, maar weet by toeval noch van God noch van zyn gebod; een vierde weder zoo fyn, dat ze niet alleen, zoo wel door de week als zondags, alle predikatien en oeffeningen, maar zelfs nu en dan gaarn een vromenluide partytje zoude by woonen. Dit veroorzaakt, dat myne Vrouw byna dagelyks, maar voor al tegen Mei en Allerheiligen, bezoek krygt van deze en gene, die naar Meiden, welke by ons gewoond hebben, komen vernemen. En dit geloop vermeerdert van dag tot dag, om dat onze vrouwen zig thans niet vergenoegen met by één, of by de laatste daar de Meiden gewoond hebben, te vernemen, maar ze vervolgen haar tot in het derde en vierde gelid, en somtyds nog veel verder.
Ik heb nu reeds verscheide maalen een aandagtig toehoorder geweest van de gesprekken der vrouwtjes, over dit gewigtig stuk der samenleeving; en ik heb opgemerkt, dat de vrouwen zig in het vernemen niet alle gelyk zyn. Anders verneemt, by voorbeeld, eene Diakons vrouw, anders de Egtgenoot van een Predikant. De eerste zal eenvoudig vraagen, of ze wel gereformeerd is, maar de tweede met al het air van eene geestelyke Sçavante of ze wel Lidmaat is, en naarstig onder de middelen komt? Kortom zy verschillen hier in zoo wyd van elkanderen, dat men in dit geval de byzondere talenten en leevenswys der vrouwen ras ontdekken kan. Die
| |
| |
egter, welke het allerschranderste zyn in het vernemen, zyn zulke, welke aan het zelfde euvel hinken als myn Ega; te weeten, die gewoon zyn ruim een half dozyn Meiden 's Jaars te hebben.
Het veelvuldig verwisselen van dienstbooden schynt, in den eersten opslag, geen gunstig denkbeeld van onze Vrouwen te geven. Dit begrypen ze zelfs wel; en hebben daarom eene manier van spreeken uitgevonden, die het haatelyke van dit karakter wegneemt. Daaglyks dienstbooden buiten de deur te zetten, en 'er andere in te haalen, noemen de vrouwen sukkelen, en weeten met dit woord de pil zoo te vergulden, dat men haar veel eer zoude denken medelyden dan berisping te verdienen.
Maar om tot het vernemen weder te keeren, en u een denkbeeld te geven van de manier, op welke het doorgaans geschied, en te laaten oordeelen over de rykheid van gedagten, die onze Vrouwen op dit artikel hebben, zal ik u het gewoone beloop van eene Verneming mededeelen.
Vooraf door een Naaister of Styfster (want de Meid die verhuizen moet, gebruikt men zelden of nooit tot deze boodschap) belet gevraagd zynde, komt de Juffrouw vernemen. Indien het op een morgen geschied, moet men vast stellen, dat een groot gedeelte van den voormiddag, maar anders de namiddag, en somtyds nog een gedeelte van den avond, 'er mede door gebragt word.
Na het afleggen der wederzydsche Complimenten, word het toneel geopend, met zedekundige
| |
| |
aanmerkingen over de godloosheid van de wereld in het algemeen, en die der dienstbooden in het byzonder; men doet elkander wederzyds de klagt; en men verhaalt, zonder zelfs de minste omstandigheid over te slaan, verbazende gevallen van het slegt gedrag der dienstbooden, en hoe voorzigtig de Juffrouw zig in die netelige omstandigheden gedragen hebbe.
Na deze inleiding maakt men eindelyk den overgang tot den text met te vraagen:
Hoe lang heeft ze by de Juffrouw gewoont? en
Hoe veel huur heeft ze gewonnen?
Deze vraagen beantwoord zynde, volgen 'er doorgaans een menigte andere van verschillenden aart, die ingerigt zyn, naar dat het een Keukenmeid, Kindermeid of Werkmeid is, daar men naar verneemt. Sommige vrouwen houden zig maar alleen met Generalia of algemeene vraagen op; by voorbeeld:
Heeft ze geene grove gebreken?
Is ze in staat voor haare zaaken?
Weet ze een yder zyn fatsoen wel tegeven?
en nog eenige andere van dit soort, die egter wederom haar byzondere onderdeelen hebben. Anderen daarentegen houden voor een stelregel, dat men niet genoeg kan vraagen, en gaan daarom veel nauwkeuriger te werk. Ik heb een groot aantal der vraagen aangeteekend, doch zal UEd. om de kortheid maar alleen de volgende mededeelen, die meest gebruikt worden door vrouwen, die zig van ééne meid laaten bedienen.
| |
| |
Kan ze wel met een pot omgaan?
Is ze wel zuinig?
Is ze wel onderleid?
Is ze niet aan den drank?
Is ze wel trouw en eerlyk?
Is ze wel gezond?
Kan ze wel met kinderen omgaan?
Is ze wel goed kinders?
Is ze niet loop? (versta 'er door loopt ze niet gaarne op de straat?)
Is ze niet praatachtig?
Is ze niet assurant?
Is ze niet koppig?
Heeft ze geen ongedierte?
Heeft ze geen vryer?
Is ze niet manachtig?
Is ze wel zindelyk?
Heeft ze ook zweeterige voeten?
Wanneer deze vraagen meer of min voldoende beantwoord zyn, bedankt men elkander voor de trouwhertige onderrechting, en belast de Meid om 's anderendaags om bescheid te komen; die gewoonlyk door haare aanstaande Juffrouw, by het geven van de steekpenning, met dit compliment ontfangen word: Nu, Meisje, ik heb redelyke goede getuigen van je gehoord, wy zullen het dan eens probeeren. Het Meisje beantwoord doorgaans dat compliment met te zeggen: Ja, Juffrouw, ik twyffel niet of het zal wel gaan; gaat daar op vergenoegd heen, en komt op den tyd in haar huur. Zie daar, Myn Heer! de
| |
| |
wyze, op welke onze Vrouwen gewoon zyn zig hedendaags van Meiden te voorzien. Het fraaiste van de geheele historie is, dat de Vrouwtjes met alle haare naauwkeurigheden nog bedot worden. De reden, dunkt my, is natuurlyk te begrypen. Zoo dra eene Meid finaal is aangezegd, dat ze moet verhuizen, begint de Juffrouw voorzigtig te bedenken, dat heeft de Meid gebreken, zy ook niet zonder vlek of rimpel is, en vreest derhalven, dat de Meid niet spaarzaam zal zyn, om by alle gelegenheden het gedrag van de Juffrouw, haare manier van huishouden, levenswys en bestaan, kortom al wat zy gehoord of gezien heeft, weereldkundig te maaken. Dit geeft aanleiding, dat welhaast de vrede getroffen word. Men preekt samen af, om te zeggen, dat geringe woorden de oorzaak van het verhuizen zyn. De Juffrouw belooft goede getuigenis te zullen geven; en de Meid van haar kant, dat zy het zal erkennen, en altyd met lof van de Juffrouw spreeken; en dit is genoeg om de gansche kunst van het vernemen te verydelen.
Ik zeg de kunst van vornemen, om dat onze hedendaagsche Vrouwen het niet alleen als een zaak van gewigt, maar ook van behendigheid aanmerken. Een jong getrouwde Vrouw, voor de eerstemaal uit vernemen gaande, bevind zig in het zelfde geval als een jong Predikant, die voor de eerste reis een Proponent moet examineeren. 't Is hier van daan, dat de Moeders, welke een Dogter staan uit te huwelyken, nooit toelaaten, dat zy voor de eerstemaal al- | |
| |
leen naar een Meid gaat vernemen; maar onder het een of ander voorwendzel mede gaan, of het zelfs alleen doen, deels om het gewigt, dat zy 'er in stellen, deels om dat zy niet willen, dat men haar Dogters bekwaamheid zal beoordeelen, in een tyd, dat de ondervinding haar het fyne van die weetenschap nog niet geleerd heeft.
Ik geloof egter dat de meeste mannen zullen moeten bekennen, dat alle de historiën met de Meiden ruim zoo lastig als plaisierig zyn, en hen daarom, even gelyk my, geweldig verveelen. Ondertusschen hebben de Vrouwen, zy mogen het sukkelen noemen zoo veel zy willen, 'er een zeker vermaak in. Het gaat met haar, als my geheugt eens van de Algerynen gelezen te hebben, die, hoe ongaarn zy ook zien, dat hunne slaaven ontvlugten, egter het grootste vermaak stellen in de vlugtelingen na te zetten en overal op te zoeken. Als de Vrouwen op een Thee-gezelschap zyn, praaten ze toch meestal van haare dienstbooden; en die dan niet eenige vertellingen, ter materie dienende, doen kan, word ligtlyk als een goedbloed, of een Vrouw, die geen verstand van huishouden heeft, aangemerkt.
De bekende Simon de Vries schreef voor eenige jaaren (mooglyk ten gevalle van zyne Huisvrouw,) een Tractaat, waar in hy de meeste gebreken der Dienstmeiden van dien tyd doorstreek, onder den tytel van Zeven Duivelen regeerende de hedendaagsche Dienstmaagden; maar die thans de Vrouwen naar Meiden hoort vernemen, moet haast gelooven, dat, zoo
| |
| |
'er in dien tyd maar zeven Duivels gebruikt wierden om de Meiden te bederven, 'er thans vry meer in het spel moeten zyn.
Ik weet maar één middel om de Vrouwen omtrent haare Dienstbooden geduldiger te maaken; te weeten, dat men ze trachte menschlievender omtrent dezelve te doen denken. Laat men maar eens overweegen, dat de meesten door haare geringe opvoedding zekere onheblyklieden bezitten, die, schoon ze met de puntigheid van de Juffrouw niet simpatiseren, egter gene gebreken zyn, die men niet gemaklyk kan overstappen. Hoe gering is ook het loon der Dienstboden, indien men aanmerkt, dat zy, haar leeven lang gedient hebbende, egter nooit bereekenen kunnen, dat zy, oud en gebrekkig geworden zynde, uit haare overwinst zullen kunnen bestaan? De bezitting van de meesten, behalve dat zy niet zelden Ouder- en Vriendeloos zyn, is doorgaans zoo gering, dat zy in ééne ziekte meer verliezen, dan zy in veele jaren hebben overgehouden. Zulke en veele dergelyke bedenkingen zouden de Vrouwen haare Dienstbooden gemaatigder en gunstiger doen behandelen, haar meer menschenliefde inboezemen, en geneigd maaken, om ligter de misslagen te vergeven; en dus zouden zy haare Bedienden ook langer behouden, en derzelver liefde en agting winnen, waardoor zy haare eige rust, gemak en vergenoegen zouden bevorderen, en by alle verstandige en gematigde menschen haare agting vermeerderen.
|
|