De Denker. Deel 4 (1766)
(1767)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 337]
| |
De Denker.
| |
[pagina 338]
| |
sterdam om 'er te woonen, de hoofdcharacters van uwe Broederen, en 't viel u, die met uw eigen vergelykende, ligt op te maaken, dat zodanige verkeering op den duur u geheel niet zou bevallen. - Ik zou dit niet gemeld hebben, dewyl gy zeker van agteren deezen onvoorzigtigen stap wel ziet, was het niet om 'er eene algemeene leering ten opzigte van de gezelschappen uit te trekken; hier in bestaande, dat men nimmer zich ligt moet inlaaten tot eenig vast gezelschap met persoonen, welker character ons reden geeft om te vermoeden, dat het geen' stand zal kunnen houden: met veel meer gevoeglykheids kan men de eerste verbintenis afslaan, dan, dezelve eens aangegaan hebbende, dien knoop weder los maaken: dit wil zelden gelukken zonder dat men zich geperst vindt om rede van dien handel te geeven: en deeze zal de party, die men verlaat, doorgaans als beleedigend opvatten, doordien de eigenliefde veelal geraakt wordt; 't geen in den algemeenen ommegang onaangenaamheden veroorzaakt, en in de Familie-verkeeringen dikmaal stoffe oplevert tot bittere Familie-twisten, de allerelendigste die men kan bedenken, gelyk gy te recht aanmerkt. - Dan de stap is gedaan: het berouw komt hier, gelyk altoos, te laat. De vraag is wat te doen als men zich in die ongelegenheid bevindt, 't zy met min of meer schulds van zyn eigen kant? Waarlyk, Myn Heer, ik kan u geen ongelyk geeven, dat gy na eene verandering haakt en zoekt, in den gemaakten en dus lang heilig gehouden regel, voornaamlyk nu de winter op handen is, die u tweemaalen ter week met lange verdrietige avonden dreigt. De grootste zwaarigheid schynt my toe deeze te zyn, dat juist de meesten uwer Broederen tot dat ongelukkige en talryke geslacht behooren, die met een gedeelte van hun tyd geen weg weeten, en dien 't gevolglyk om 't even is hoe die doorgebragt wordt, komt dezelve maar om: een last, die dubbeld drukkende wordt by veelen van dat slag in den winter. Wintersche Avonden, hoe naar is uw aankomst voor het ledige deel des menschdoms! Gy neemt derhalven, Myn Heer, myns bedunkens, een verkeerden tyd waar, om de verandering te beginnen; 't meerendeel uwer Broederen zou veel eer tot het afschaffen van een | |
[pagina 339]
| |
der Zomerdagen kunnen besluiten: maar die moeten u natuurlyk min verveelen, en gy wilt het verveelendste liefst van uwen hals werpen. 't Is redelyk, 't is billyk, Myn Heer; maar hoe dit te doen, zonder in eene dus eensgezinde Familie onmin te verwekken? Eensslags het aftesnyden kan geheel niet aankomen, en daarom hebt ge wyslyk beslooten maar één der Avonden weeklyks uit den kring te krygen: en dit zelfs zal zyne zwaarigheid hebben om het zonder ongenoegen te doen, indien gy het stuk niet voorzigtig belegt. - Was ik in uw geval, ik zou, voor dat het tydperk van die lastige Broeder- en Zuster-Avonden aankomt, een en ander myner Broederen in 't byzonder spreeken, en in alle minzaamheid tot myn gevoelen zoeken over te haalen: 't is zo redelyk, dat ik naauwlyks kan denken, of het zal by den een of ander ingang vinden. Met den Doctor en uw jongsten Broeder zoudt ge, myns oordeels, best beginnen, en die twee in uw belang hebbende, zyt ge de helft gevordert, en hebt, als 't op stemmen aankomt, wanneer de Zusters niet mede stemmen, 't zo verre gebragt, dat de stemmen steeken: en mogelyk brengt gy het verder. Maar van uwe Huisvrouwen reppende, schiet my te binnen, dat gy niets byzonders meldt in uwen Brief, wat aanbelangt het genoegen, dat zy in elkanders gezelschap vinden. En hoe regtmaatig het ook moge weezen, dat zy hier ook den Mannen onderdaanig zyn, kan egter haare meerdere of mindere invloed hier zo veel verandering te wege brengen, dat iemand, des onkundig, niet weet welken raad best in dit geval te geeven. - Dan, hoe het ook zyn moge, ik moet uw besluit, om dit lastige stuk op een' min lastigen voet te brengen, pryzen, en u een gelukkig slaagen in de uitvoering toewenschen. En ik hoop myne Leezers zullen u bedanken voor de gelegenheid, die gy, door uwen Brief, gegeeven hebt tot de volgende algemeene aanmerkingen over dit stuk’.
De oogmerken, waar toe men gezelschappen aanlegt en bywoont zyn zeer onderscheiden, schoon ze alle zich vereenigen in de gezelligheid onzer menschlyke natuure volstrekt eigen, die wy niet kunnen afleggen, zonder tot eene | |
[pagina 340]
| |
grynige Misanthropery te vervallen. - Deezen tragten daar in hunnen geest, door afsloovende bezigheden vermoeid, eenige uitspanning te geeven. - Geenen bedoelen met de verkeering de gelegenheid aan te treffen, om van verschillende onderwerpen te hooren en te spreeken, en dus kundigheden te verzamelen en mede te deelen. - Anderen zoeken in de gezelschappen den overvloedigen tyd, dien zy niet beter weeten te besteeden, op eene aangenaame en verlustigende wyze, te verkorten. Alle deeze redelyke oogmerken loopen te gader uit op onderling vermaak met nut gepaard, zonder welk laatstgemelde een verstandig mensch geen vermaak kent; de maaltyden, die 'er bygevoegd worden, strekken om dit genoegen grooter en langduuriger te maaken. De eerste gezelschappen van deezen Aart zyn, buiten twyffel, Famie-gezelschappen geweest, en zy mogen daarom met regt den naam van de oudste draagen; en gelukkig in de daad die Familie, welke in haaren eigen omtrek zich dit vermaak der gezelligheid kan verschaffen. Wat moet voor Ouders, die het geluk genieten, dat zy hunne Kinders zien groot geworden, streelender weezen, dan eene aangenaame overeenstemmende verkeering hunner Kinderen, eensdeels by te woonen, en anderdeels te bespeuren! Wat moet voor Broeders en Zusters, van de tederste Jeugd met elkander opgevoed, eigenaartiger zyn dan te wenschen, en zo veel in hun is toe te brengen, dat die naauwe band, welke hun zamenbindt niet losgemaakt, maar met den tyd naauwer toegehaald wordt! En tevens te bewerken, dat hunne Kinders tot het gezellige leeven met hunne naaste bloedverwanten gewennen, en den ommegang met menschen leeren: want zeker zyn de Familie-gezelschappen de eigenste en geschiktste om ze in te leiden tot de verkeering met de Wereld. 't Lust my hier den Leezer eene korte schets te geeven, van de handelwyze die de Familie van V..., my zeer wel bekend, in dit stuk houdt: zy bestaat uit vier Broeders die allen getrouwd zyn; geduurende den Zomer hebben zy ééns ter maand Familien-dag, welken zy niet zelden tot het een of ander plaisier togtje besteeden; des Winters komen zy ééns ter week des avonds zamen; en elken avond heeft hy, wiens beurt het is, het gezelschap op te wag- | |
[pagina 341]
| |
ten, de bestelling van 't geen, waar mede zy zich bezig zullen houden of vermaaken, in zyn hand; en elk dus op zyn beurt Meester zynde, schikt de verkiezing van een ander gereedlyk in. Hier uit vloeit natuurlyk eene verscheidenheid, die op den duur genoegen geeft. De een is een liefhebber van een kaartje; op zyn avond wordt doorgaans gespeeld, - de ander houdt veel van een vry en vrolyk gesprek, en by hem brengt men den zelven meest al over in allerhanden en aangenaamen kout - de derde is op 't leezen en wel inzonderheid op de Dichtkunde gevallen, en onthaalt zyne gasten op het nieuwste en keurigste dat hy gevonden heeft. - De vierde is een opjaager van het loopende nieuws, en een Regtgeleerde zynde, wil hy gaarene ook voor een Staatkundige door gaan; dit is zyn zwak, maar men schikt het in, al zou voor dien enkelen avond het gezelschap de gedaante van een Raadsvergadering aanneemen. De Kinders komen mede, en zyn naar maate van hunnen ouderdom of sexe in het gezelschap der Mannen of der Vrouwen. Een rechtvaderlandsch avondmaal wordt 'er opgedischt, en men verlangt by het geeven van den kus des afscheids, dien der welkomst weder te ontfangen. Eenvoudig zal dit Familie-bezoek voorkomen aan veelen myner Leezeren. Doch een en anderwerf heb ik getuigen geweest van de opregte gulhartigheid en wezendlyke aangenaamheid hunner verkeering: want ieder heeft de vryheid om on zyn avond ook buiten de Familie den een of ander te vraagen; waar toe zy egter, gelyk de voeglykheid dit zelve aanwyst; geene anderen dan de zodanigen neemen, die aan allen genoeg bekend zyn, en wier byweezen dus de openhartigheid, de ziel der verkeering, niet belemmert. Meer dan zeven jaaren hebben zy dit op die wyze rond gehouden: en nog nimmer heb ik eenige de minste verkoeling bespeurt. Dusdanig slag van Familie-gezelschappen, want met veele veranderingen kunnen de hoofdhoedanigheden plaats vinden, agt ik zeer pryslyk als strekkende om een nuttig vermaak te bevorderen. Terwyl ik tevens meen te mogen stellen, dat de naauwe betrekking, waar in men wederzyds staat, eene meerdere maate van toegeevenheid eischt omtrent elks byzonderen smaak en verkiezing, dan in andere | |
[pagina 342]
| |
gezelschappen, tot welker onderhouding geene Familie reden ons noopen, en waar in men egter, om ze draaglyk te vinden, zomtyds geen kleintje moet over 't hoofd zien. Niet min lastige vertellers van ontelbaar herhaalde historietjes, armhartige beuzelaars, en doffe vernuften, die niets weeten bytebrengen, noch een beschaafd gesprek over eenig onderwerp kunnen uithouden, treft men daar aan, dan in zyn eigen Familie. - Zelden zyn de characters, zo strydig, zo onmengbaar als in die van den Heer L.S. De bovenmaatige veelvuldigheid hunner byeenkomsten doet die strydigheid nog meer ontwaar en lasting worden: en de bepaaling der vryheid, daar uit ontstaande, zou alleen genoeg weezen, schoon de strydigheid minder ware, om iemand een wansmaak te doen krygen, in die zo vast en onophoudelyk wederkeerende gezelschappen. Hier, van de bepaaling der vryheid spreekende, kan ik niet nalaaten eene aanmerking te maaken over verre de meeste gezelschappen, die op eenen bepaalden tyd door een bepaald getal persoonen gehouden worden, (mids dat ze geen vast onderwerp hebben, om met elkander over te handelen, noch de eene of andere nutte weetenschap te beoefenen,) in deeze zelf, schoon uit zodanige leden bestaande die met elkander in geestneiging zeer wel overeenkomen, is het zeer bezwaarlyk de aangenaamheid van het onderhoud bestendig te doen worden. Eerst gaat men 'er met graagte, en komt vervrolykt t'huis: deeze graagte neemt met den tyd af, het genoegen vermindert, men verschynt 'er even gelyk de Heer L.S, op zyne Broeder- en Zuster-dagen, en beklaagt den tyd in een dor en droog onderhoud gesleeten. - Het schynt de gebondenheid neemt de vervrolyking weg: want met dezelfde persoonen, of met eenigen uit hun, op eenen anderen tyd dan den gewoonen tyd, by een zynde smaakt men niet zelden het zoet der verkeeringe in eene gewenschte maate. Zo veel invloeds schynt de vryheid op onze Natuur te hebben! Alles wat naar gezetheid zweemt mishaagt in den ommegang; eene losse leevendigheid maakt 'er de ziel en het leeven van uit, schoon men dit zo verre niet behoeft te trekken als Varsac, die in zyne Les Egarements du Coeur & de L'esprit zich over dit onderwerp dus laat hooren. ‘De zamenspraak in de gezelschappen kan, om recht leevendig te zyn, | |
[pagina 343]
| |
niet te weinig aan elkander hangen: hy die maar zelden den mond opent, moet, begonnen hebbende met spreeken, zich stil houden, als eene Dame lust heeft om over een stuk van gewigt het woord te voeren, en zy behoort desgelyks, hoe veele verheevene denkbeelden wegens dat onderwerp haar voor den geest zweeven, te zwygen en te luisteren na een Minne-Liedje; en de Zinger, hoe zeer hy ook aan het gezelschap behaage, scheidt 'er uit op het hooren van eene zedenkundige aanmerking. Deeze wordt weder afgebrooken door het verhaal van een liefdensgevalletje, dat, wel of kwalyk voorgedraagen, aller aandagt trekt, en weder plaats maakt voor eenige zang of dichtkundige bedenkingen, die ook wel haast verwisseld worden voor staatkundige beschouwingen; van deezen gaat men over om van het spel te spreeken:, eindelyk komt een Petit Maître uit den hoek schieten, als uit een droom ontwaakende, en brengt het geheele gezelschap in den war om eene Juffer te zeggen, dat ze 'er wat te bleek uitziet, of dat ze zo schoon is als een Engel’. Vraagt iemand nu, om, naa deezen uitstap, tot de Familie-bezoeken weder te keeren, of men verpligt is ten gevalle zyner Familie zyn tyd onnut en verveelend door te brengen, dat het geval van den Heer L.S. is? Uit het reeds gezegde kan men ligt op maaken hoe, myns bedunkens, de Familie eenig regt heeft op onzen ommegang, als mede om eene grootere maate van inschiklykheid te vorderen; Ik zeg eene grootere maate: want dit zo verre uit te strekken dat geen gering gedeelte van 't genoegen daar door weggenoomen wordt, kan geheel niet aangaan. Veel is men aan Vrienden, veel aan Bloedverwanten, maar nog meer aan zich zelven verschuldigd. - En moeten de Familie gezelschappen hoofdzaaklyk strekken om de wederzydsche liefde, agting en toegenegenheid staande te houden, en aan te kweeken, en het onderlinge genoegen te bevorderen; zo valt gereedlyk te bevroeden dat de byeenkomsten der zodanigen, die in smaak en verkiezing grootlyks van elkander verschillen, aan die eindens niet kunnen beantwoorden, maar veel eer kleinagting, koelheid en misnoegen zullen verwekken, inzonderheid indien ze menigmaalen en kort op | |
[pagina 344]
| |
elkander herhaald worden: hier komt, zo ergens, de spreuk van Salomo te passe, spaart uwen voet van het huis uws naasten, op dat hy niet zat van u worde en u haate. Daar benevens schoon iemand eenigen tyd, wat het uitwendige vertoon aanbelangt, zich in gezelschappen, die hem niet smaaken, als wel voldaan kan aanstellen; by deeze of geene gelegenheid zal hy mogelyk zo onverwagt als onvoegzaam zich vertoonen gelyk hy in de daad is, en den lang verborgen gehouden wansmaak aan den dag leggen, tot groote stoornis der Familie, welke dan niet wel kan nalaaten den zodanigen aantemerken als iemand, die de rol van een geveinsden speelde, en op wien men geheel niet kan vertrouwen. Veel beter is het in tyds, op eene voegzaame wyze, by eene gunstige gelegenheid, zich te vertoonen gelyk men is, en zyn best te doen, om, in alle minzaamheid, de Familie-bezoeken in dier voege te schikken, dat zy aan de reeds gemelde eindens der verkeering in 't algemeen, en aan die des ommegangs van Naastbestaanden in 't byzonder beantwoorden. De gevallen kunnen hier zo verscheiden en de omstandigheden zo verschillende wezen, dat de Leezer ons wel zal willen ontslaan van hier regels op te geeven: terwyl wy agten dat de algemeene aanmerkingen in dit Vertoog voorgedraagen, aanleidings genoeg kunnen verschaffen, om, naar behooren, in zaaken van die natuur te handelen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Arnhem by W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol en E. Boucquet, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Monnikendam T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas. |
|