De Denker. Deel 4 (1766)
(1767)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||
Myn Heer Denker.IK ben een zeer groot Liefhebber van de Vryheid en Onafhangelykheid. Dewyl nu iemant die een Weldaad ontvangt zyne Vryheid verliest, ben ik 'er altoos zeer tegen geweest om iets van een ander te genieten, ten zy ik het volstrektlyk niet missen kon; vooral, wanneer ik niet gemaklyk kans zag om het te vergelden. En als ik iets genooten had, heb ik my altoos bevlytigd om het door Wedervergelding goed te maaken. Bood my iemant zynen dienst aan, zo ik 't maar eenigzins daar buiten kon stellen, weigerde ik altoos 'er van te profiteeren, hoe gering ook de moeite ware die 't hem kosten mogt, en wilde liever wat schaade lyden, eenig genoegen missen, of my zelf afslooven in 't bevorderen van myne belangen, dan onder verpligting aan een ander geraaken. Brieven onder Couvert te ontvangen, daar sommige menschen zo mede in hun schik zyn, om | |||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||
dat het hun een briefportje uithaalt, is my zeer onaangenaam. Men moet my direct met de Post schryven: want ik wil niet gedoogen, dat een ander zyne dienstboden gebruikt, om my myne brieven te laaten brengen. Nimmer belast ik iemant myner goede Vrienden met een boodschap, in eene andere Stad, daar hy woont of zig naar toe begeeft. Nooit geef ik brieven of pakjes aan iemant mede; veel min verg ik ooit eenig mensch, buiten de allerdringendste noodzaaklykheid, om eenigen tyd of kragten te besteeden, ten mynen nutte, ten zy ik hem daar voor ordentlyk betaalen kan. Ik heb verscheiden goede Vrienden, zelfs Bloedverwanten, in andere Steden: maar ik heb, daar zynde, myn intrek altyd in een Logement genomen, om by niemant eenige Obligatie te maaken. Als ik my wel bedenk, heb ik evenwel eens by een Neef van my te Leiden gelogeerd: doch die vriend was te vooren ook by my eens een nagt geweest. Hierom bleef ik by hem ook één nagt, om dus die rekening met hem te sluiten; maar ik wagtte my wel voor den tweeden, haastende my zo in 't afdoen myner dingen, dat ik met de Schuit van 6 uuren 's avonds heen raakte: en toen sliep ik te Haarlem in eene Herberg. Wanneer ik, ergens ter maaltyd geweest zynde, den Tractant op myne beurt wederom onthaale (te gene ik nimmer nalaat, gelyk gy wel denken kont) draag ik zorg dat ik een even groot Tractament geeve, als ik ontvangen heb. Begryp eens, Myn Heer, welk eene oplettendheid en moeite my dit moet kosten: want gy moet weeten, ik heb geen Vrouw; ik heb u gemeld, dat ik een Liefhebber van Vryheid en Onafhangelykheid ben. Ik moet dan naauwkeurig acht geeven, als ik by een ander aan Tafel zit, hoe dikwils 'er wordt opgedischt niet alleen, maar | |||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||
ook hoe veele Schotels en Assietten 'er, elke reize, compareeren. Ik moet letten op de soort en kostbaarheid der spyze, en op het desert inzonderheid niet vergeeten wel acht te slaan: want ik wil volstrekt niet minder wêerom doen. Van alles moet ik notitie maaken, zo dra ik thuis koom; en als ik dan wêer een maaltyd geeven zal, heb ik nog een huis vol werk met myne dienstboden, om haar te beduiden hoe het wezen moet; te meer, om dat ik wel vooral niet minder, maar ook gantsch niet gaarne meer wil geeven, dan ik gehad heb. Het dient by my net in den haak te zyn. Ik betaal, met alle plaizier, wat ik schuldig ben, en wil aan niemant verpligting hebben: maar meer te geeven lust my niet, want al wat ik geef ben ik kwyt. Kon ik het maar altyd net rooijen; doch dat vind ik moeilyk in dit soort van dingen, Zo gaat het ook met Presenten, die my somtyds gezonden worden, en die ik wel wenschte dat de goede luiden stilletjes thuis hielden. Ik zend dan een Present wederom: maar ik kan 't zelfde niet zenden, en heb veel hoofdbreekens om iets te bedenken, dat, omtrent ten minste (want op een stuiver drie of vier zie ik juist niet) van gelyke waarde is. Ondertusschen zou ik wel te vreden zyn, indien ik alles nog zo naby kon goed maaken: maar ik heb nu en dan diensten van anderen genooten, die ik niet in dezelfde fpecie wêer kan betaalen, en die ik niet weet regt te taxeeren, en zulken zelfs, dat nog erger is, die ik geheel niet weet te vergelden. Een geruimen tyd geleeden, heb ik een Boek aangelegd, om daar in opteteekenen, alles wat ik van anderen geniet, en zy van my genieten. Ider met wien ik, in dit opzigt, handelde, gaf ik eene Rekening in debita forma. Maar ik heb, nog nooit de Balans behoorlyk konnen sluiten; en hoe | |||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||
zeer ik my heb tragten te hoeden van onder eenige verpligting aan anderen te geraaken, vind ik nogthans, dat verscheiden Persoonen vry wat op hun Credit hebben, en niets, of een bagatel, op hun Debet. Zie hier, Myn Heer, ten voorbeelde hier van, een Extract uit myn Boek.
| |||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||
Zo zyn 'er meer Rekeningen, die in myn nadeel openstaan. Daar zyn 'er ook die ik reken dat omtrent sluiten, zo na als ik dat taxeeren kan; maar over 't geheel staat 'er meer in 't Credit van 't Boek dan in 't Debet: zo dat ik meer te betaalen dan te eischen heb. Gy moogt vraagen, Myn Heer, of 'er ook geene Persoonen in myn Boek staan, die 't meest op hun Debet hebben. Ja, één of twee zulken zyn 'er, aan welken ik, na van hun eenige gunst te hebben ontvangen, naar myne rekening iets over betaald heb: doch 't heeft weinig te beduiden, en komt alleen daar van daan, dat ik 't niet netter heb konnen mikken. Maar niemant heeft iets op zyn Debet, dan die ook iets op zyn Credit heeft; en dit laatste is genoegzaam altyd van den oudsten datum, alzo 't myne gewoonte niet is een ander eerst wel te doen: want ik heb het kwaad genoeg met die genen wel te doen, die my welgedaan hebben. En zeker, men kan van een mensch, die zyne schulden niet eens betaalen kan, niet vergen dat hy milddaadigheid betragt. Gy ziet, Heer Denker, dat 'er, niettegenstaande myn afkeer van onder eenige verpligting aan anderen te leggen, verscheiden menschen zyn die my door weldaaden aan zig verpligt hebben. 't Ontbreekt my aan gelegenheid, om die schulden aftedoen. Ik moet my dus aanmerken als iemant, die zyne vryheid kwyt is, en vrees met schulden te zullen sterven. Wat zal ik doen in deeze zaak? Zit hier niets op, Myn Heer? 't Is toch hard voor een edelmoedig en vryheidlievend mensch, die, om zyne dierbaare vryheid te bewaaren, zig zo veel moeite gegeeven, en dikwils aangebooden diensten, tot | |||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||
zyn eigen nadeel, van de hand geweezen heeft, zig egter, tegen zyn dank, onder verpligting gebragt, en geen kans te zien om daar van ontslagen te worden. Laat ik uw begrip over dit stuk mogen weeten, en deel my uwen goeden raad mede. Ik zal my daar door, (dit zie ik wel) wederom onder eene nieuwe verpligting leggen: maar die schuld zal ik contant betaalen, door een compleet Exemplaar van den Denker te koopen, en door uw Werk overal te recommandeeren. Ik ben met veel agting,
Myn Heer!
Uw D.W. Dienaar
LIBRATOR. Amsterdam 21 October 1766. | |||||||||||||||||||
Antwoord.Myn Heer!Wilt gy weeten waar het U schort? Dan moet ik U ronduit zeggen, dat gy hoogmoedig, en zeer laag en bekrompen van ziel zyt. Gy wilt geene diensten ontvangen, om dat uwe Trotsheid het denkbeeld van aan iemant verpligt te wezen niet verdraagen kan; en om dezelfde reden wilt gy 't gene gy van een ander genooten hebt, volkomen vergelden, en zyt nu zo in de naarheid om dat gy elk geene wedervergelding doen kont. Hoe bekrompen gy van ziel zyt, blykt uit de manier, | |||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||
waar op gy genooten diensten of beleefdheden vergeldt, en uit het zotte boek dat gy houdt. Daar 't uwe gewoonte niet is een ander eerst wel te doen, en daar gy even benaauwd zyt voor uwen Weldoeneren te veel als te weinig te vergelden, is het klaar dat gy noch de waare Weldaadigheid, noch de regte Dankbaarheid kent. Gunstbewyzen en diensten laaten zig niet taxeeren, noch eigenlyk betaalen. Hebt gy ooit een Prys-Courant daar van gezien? Hoe komt gy dan zo dwaas van 'er boek van te gaan houden? Hoe fraai gy taxeeren kont, zie ik uit het gene gy my toeschikt, ter betaalinge van een goeden raad. Indien ik daar voor vergelding begeerde, en zo naauw bezet was als gy, zou ik u konnen zeggen dat gy my te weinig aanbiedt: maar ik wil u voor niet wel ten beste raaden. Wel aan, smyt uw Boek in 't vuur. Breek uw hoofd niet meer met zulke sottises. Wees zo bang niet om van een ander eenige gunst te ontvangen. Gy ziet, immers, zelf dat gy dit niet altyd vermyden kont, en uwer medemenschen hulp dikwils behoeft. Geraakt gy daar door onder verpligting; verlieft gy, in zekeren zin, uwe vryheid; wat zwaarigheid is hier in gelegen? Geene, zo gy maar gereed en gewillig zyt om een ander wederom dienst te doen, als 'er u gelegenheid toe voorkoomt, en zelfs meer te geeven dan gy ontvangen hebt. Aan deeze gezindheid hapert het u. Tragt die in u te verwekken. Bevlytig u zelfs om anderen onverpligte diensten te bewy- | |||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||
zen; en, schoon gy dit in den beginne met eenigen wêerzin doen moogt, gy zult 'er, vertrouw ik, door den tyd, smaak in krygen, en dan een genoegen ondervinden, waar aan gy nog geene kennis hebt. In 't kort; rooi den Hoogmoed uit uw hert, en laat 'er waare Goedgunstigheid en Liefde in woonen. Dan zult gy geholpen wezen. Ik ben
Uw Dienaar,
De Denker.
In het eerstvolgende Vertoog, zal ik, over het onderwerp van Librators Brief, nog eenige nadere bedenkingen, aan myne Leezeren mededeelen.
B.G.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Arnhem by W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol en E Boucquet Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg Monnikendam T Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas. |
|