De Denker. Deel 4 (1766)
(1767)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
Heer Denker!DE Menschelyke natuur gade slaande, vinde ik in dezelve geene eigenschap welke zoo algemeen is, en byna alle menschen eigen blyft, dan elkanderen in eenige uitsteekende hoedanigheden en manier van handelen na te volgen: om welke redenen, zeker Schryver met het grootste regt zich uitdrukt, dat ‘niets zoo besmettelyk is als het voorbeeld, en dat wy geene uitsteekend goede, of ten uitersten slechte daaden begaan, welke niet haaren gelykende, voortbrengen’: en waarlyk de geest van navolgen is zoo algemeen dat men 'er de redelooze Dieren zelfs niet van behoort uit te zonderen. Deeze Geest, of liever Geneigdheid vermeerdert, naar dat de voorbeelden dikwyler en uitsteekender zyn; grypt stand, of vervalt naar dat ze ons in onze jeugd of in rypere jaaren voorkoomen; en werkt het sterkste, wanneer de voorbeelden ons door enze Ouderen, of menschen voor welken wy eenige agting en genegenheid hebben, gegeeven worden. Gy hebt, Myn Heer, in verscheide uwer Vertoogen gehandeld over de Huwelyken, en over dezeedelyke opvoeding der Kinderen, het welk ten hoog- | |
[pagina 322]
| |
sten pryzenswaardig is; dit Vertoog zoude, myns bedunkens, tot beide ook eenigzins betrekking kunnen hebben. Ik hebbe hier boven aangemerkt, dat de voorbeelden ons van onze Ouderen, en persoonen voor welken wy agting hebben, gegeeven, het sterkste, voornaamelyk in onze tedere jaaren, op ons werken, en invloed hebben; het is derhalven de onvermy delyke plicht van alle braave Ouderen, en van hen welken de opvoeding van Kinderen aanbevoolen is, zich zoo te gedragen, en hunne leevenswyze in diervoegen in te rigten, dat derzelver handelwyze van hunne Kinderen niet alleen, maar van de geheele wereld zelfs mag doorzogt, en na gegaan worden. Onder de menigvuldige gebreken welken thans in zwang gaan, hebbe ik geen zoo algemeen, en de Kinderen in hunne eerste jeugd zoo nadeelig gevonden als het geduurig twisten der Ouderen, en schoon ik gaarne toestaa, dat dit alleen niet als het bederf der kinderlyke zeeden moet aangemerkt worden, denk ik egter dat het hier toe wel den eersten grond kon leggen: en ben daarom voorneemens in dit Vertoog my hier over bezig te houden. Ik begrype lichtelyk, dat, dewyl'er niemand geheel volmaakt leeft, 'er zeer zeldzaam een Huwelyk zal gevonden worden, in het welk niet nu en dan eenige lichte donkere wolken van oneenigheid opryzen, en 't zoude waarlyk verwonderlyk, en byna boven het menschelyke zyn, indien 'er in eene lange, zoo gemeenzaame zaamenwooning niet ééns iets voorviel, waar in de gevoelens der twee vereenigden verschilden: dit dan gesteld zynde dat niet alles altyd naar de verkiezing van beiden uitvalt, behoorde ééne zaak voornamelyk tusschen jonggetrouwden, en ver- | |
[pagina 323]
| |
der door den geheelen leeftyd in agt genoomen, en geoeffend te worden, welke helaas! te jammerlyk in 't algemeen verzuimt wort; te weeten, met elkanderen vriendelyk te redekavelen, zoo over de middelen om het wederzyds genoegen te staaven, als over de byzondere zaaken tot hunne levenswyze betrekkelyk. Deeze onderlinge en vriendelyke Zaamenspreekingen maaken een groot gedeelte van het waare genoegen des huwelyks uit, en niets is waarlyk eens edelen herte waardiger, dan zynen tyd in dier voegen te besteeden, dat het tot zyn eigen wezendlyk geluk, en tot nut zyner medemenschen strekken kan. Wat is kinderachtiger, dan dat gehuwde menschen zich met allerleye beuzelingen ophouden, en vermaaken? wat laffer dan elkanderen nimmer dan met de geringste bagatellen, en ongezoute aartigheden beezig te houden? wat laager eindelyk, en dermenschelyke natuure onwaardiger, dan over deeze kinderachtigheden met elkanderen te twisten, zich dus voor alle Braaven en Verstandigen belagchelyk te vertoonen, en zich zelven een leeven, waar in men alle aangenaamheden en genoegen konde genieten, lastig en verdrietig te maaken? Indien men op eene bedaarde en minzaame wyze met elkander gewoon was te spreeken, zouden de kleine onaangenaamheden, van den eenen of anderen kant zonder voordagt veroorzaakt, lichtelyk vergeeven, en door de vingeren gezien worden; want kan 'er iets beter in staat zyn eenig ongenoegen, of verkeerd opgevat denkbeeld uit den weg te ruimen, dan door de vriendelykste redenen, en de zagtste overtuigingen zyne waarde wederhelft den begaanen misslag onder het oog te brengen? is 'er wel één eenige weg, welke de menschen beter betaamt? en is 'er ééne handelwyze | |
[pagina 324]
| |
welke beter met de lessen der H.S. overeenkoomt? neen! waarlyk! deeze manier van doen is ingelyks in staat om de waarde Panden hunner liefde aantezetten om elkanderen ook te verdraagen, en vriendelyk te behandelen; deezen door diergelyke voorbeelden getroffen, en hunne Ouderen in zagtmoedigheid, en tedere zielsgesteldheid navolgende, zullen eens çieraaden hunnes geslachts, en nuttige leden der menschlyke Zaamenleeving kunnen worden. Dewyl dan dit van deeze zyde beschouwd doorgaans volgt, moet het tegendeel ook byna onvermydelyk op tegenstry dige daaden volgen; want zien de Kinderen hunne Ouders dagelyks over de geringste oorzaaken krakeelen, malkanderen mishandelen, en schelden, wat is natuurlyker, wat byna zekerer, dan dat zy insgelyks deeze voorbeelden ziende, van hunne eerste jeugd als ingezoogen hebbende, en volgende, hunne makkers, en broeders kwalyk zullen bejeegenen, en ouder geworden zynde aan hunne evenmenschen onverdraagelyk worden? Ik stemme gaarne toe, dat dit niet altoos zonder eenige uitzondering gebeurt, en ontkenne niet dat 'er van goede en braave Ouders nu en dan geene kwaade Kinderen, en van ondeugende Ouders geene deugdzaame kinderen zouden worden voortgebracht; de dagelykze ondervinding heeft ons hier van meer dan eens ten duidelyksten overtuigd; doch ik beweere alleenlyk dat het veel zeldzaamer is, dat braave Ouders, die hunne Kinderen met goede voorbeelden zyn voorgegaan, en dezelven in Deugd en Godsdienst hebben onderweezen, der Maatschappye leden zullen toevoegen, welken deeze schoone lessen vergeeten hebbende, het pad der ondeugd zullen inslaan; dan dat Kinderen van ondeugende Ouders gebooren, en in kwaade voorbeel- | |
[pagina 325]
| |
den gesterkt, een afgryzen van de misdaaden hunner Ouderen zullen krygen, dezelven verlaaten en het voetspoor der beminnelyke Deugd volgen. Ook behoorden de Getrouwden boven alles veel over den Godsdienst te spreeken, vermits dit, en niets beter dan dit, in staat is, om hunne liefde en vriendschap in stand te houden, hunne Kinderen een schoon voorbeeld van wel leeven in te boezemen, en hunne wederzydse Deugd en Godsvrucht aan te kweeken. Voorwaar dit verschaft een onvergelykelyk genoegen in den huwelyken staat, en eene inwendige vreugd, aan elk onbekend, behalven aan hun die ze gesmaakt hebben; deeze tedere oogenblikken doen ons alle wereldsche zorgen en bekommeringen vergeeten, en onze Zielen eenigzins den voorsmaak proeven der Hemelsche Gelukzaligheid; die voor geen klein gedeelte in de liefderyke verkeering en omgang met de Geesten der volmaakte Regtvaardigen bestaan zal. Hier ben ik genoodzaakt eene kleine uitweiding te maaken. Als ik over den Godsdienst spreeke, is myn oogmerk niet den Gehuwden aan te zetten, om over eenige Geschilpunten (welken gemeenlyk weinig tot den waaren Godsdienst behooren, en by gevolg ook weinig noodig zyn) te zint wisten; geenzins, maar ik begryp, dat getrouwde persoonen verplicht zyn, in het byzyn hunner kinderen, de weldaaden van het goedertieren Opperwezen op te tellen, daar voor te danken, en met verëende herten te tragten, om den Grooten God te verheerlyken, hun dikwils te errinneren dat zy alles wat zy hier genieten aan den Oorsprong alles goeds verpligt zyn, en hen aan te spooren tot Vriendelykheid, Mededeelzaamheid, Zagtmoedig- | |
[pagina 326]
| |
heid, Regtvaardigheid, en andere zoortgelyke zeedelyke Deugden. Indien deeze manier van redeneeren en handelen der Getrouwden behaaglyk konde worden gemaakt, men zoude zoo veele droevige voorbeelden van ongelukkige huwelyken niet voor oogen hebben; deeze pryzenswaarde verbintenis zoude uit het schandelyk beginzel van onvryheid, door hen die tusschen ongebondenheid en waarachtige vryheid geen onderscheid weeten te maaken, niet als haatelyk gemyd worden; en men zoude in het algemeen met braaver en deugdzaamer Burgers in de zaamenleeving te doen hebben: De Man zoude in 't geheel geene redenen hebben, om zyne beminnelyke Egtgenoot van dingen haarer onwaardig te verdenken; de Vrouw het gedrag van haaren waardigen Man uit jalousie niet op allerleye wyzen zoeken natespooren; maar de Rust, Liefde, Vrede, Vriendschap en onderling Genoegen zouden hunnen zetel in de gemoederen der Gehuwden voor altoos vestigen. En dit is gewisselyk een zalige staat, waar in deeze dingen t'zaamenloopen, waarvan men de voortresselykheid met genoegzaame woorden niet kan uitdrukken. Gelukkige Ouders die dus u zelven onderling, en uwe Kinderen verbonden ziet: Gelukkige Kinderen, welken uit zoo daanige huwelyken gebooren zyn, die redelyke Liefde, en niet dierlyke Inzichten, of weereldsche Grootsheid, of vervloekte Gierigheid ten Grondslag hadden: maar driewerf gelukkige Echtgenooten, die dat wezentlyke, dat zuivere en tedere vermaak geniet, het welk ieder braave Ziel tot het toppunt van heil voeren kan: uw Leeven is de zaligste staat, waar toe men in dit | |
[pagina 327]
| |
leeven vorderen kan, en uw Dood een overgang om de tydelyke Zaligheid met de eeuwige en altoosduurende te verwisselen. Meer dan een geval(hoedanigen thans maar alte algemeen zyn) wanneer Getrouwden zich zoo verre lieten vervoeren, om in myn bywezen, en in het byzyn van Bedienden en Kinderen, over de geringste beuzelingen te twisten, hebben my tot het maaken deezer aanmerkingen gelegenheid gegeeven. En nadat ik tot myn leedwezen ondervonden hadde, dat het verzoenen van Man en Vrouw, door tusschenkoomende redenen van eenen derden, en door den eenen of anderen ter neder te zetten, ondoenelyk was, maar dat men daardoor den haat van eene of beide partyen op zich laadde, hebbe ik beter geoordeeld deeze myne bedenkingen aan u, Myn Heer, overtezenden, om daardoor, was 't mogelyk, te bewerken, dat Gehuw den zich nimmer in onstandigheden bevonden, waar in zy noodig hadden met elkanderen te verzoenen: Gave de Hemel, dat ik hier in myn nuttig oogmerk bereiken mogte! De gevolgen, welken eene twist tusschen Man en Vrouw in 't byzyn hunner bedienden en kinderen gehouden, kan na zich sleepen, waren voornamelyk het voorwerp myner overweeging. Een ongerust leeven baart ook ongerustheid des gemoeds; deeze haare wortelen eensgeschooten hebbende, maakt ons ten eenemaale onbekwaam onzen plicht hier in deeze wereld te betrachten, en beneemt ons den lust, en het vermoogen om op die dingen stil testaan, welken tot ons eeuwig heil zouden kunnen toebrengen: Ook moet gedurig gemor de agting aller braaven voor ons zekerlyk verminderen; dit kan gewisselyk een | |
[pagina 328]
| |
eerlyk hart niet onverschillig zyn, maar moet een der grootste smerten veroorzaaken; waar by dan nog, tot volmaaking van het ongenoegen koomt, de schaamte, en bewustheid van kwalyk gehandeld te hebben, zyne te verregaande driften niet beter te hebben kunnen betoomen; en deeze innerlyke schaamte, dit inwendig hartzeer over zyn voorig gedrag, treft eene ziel, waar in eenige beginzels van deugd gevonden worden, veel zwaarer, en heviger, dan eenig wezendlyk onheil, of ramp, welke ons van buiten, zonder onze schuld, overkoomt. En wanneer men let op het verfoeijelyk voorbeeld door diergelyke handelwyze den Kinderen gegeeven, is het niet natuurlyk te vreezen, dat ze, dezelve van jongs af als ingezoogen hebbende, ouder geworden zynde, die zullen navolgen, en hier door, (gelyk te vooren getoond is) zelven ten uitersten ongelukkig, en der Maatschappye ten last worden! Wat zyt gy beklaagens waardig onnoozelen Schepzelen, die als door uwe Vyanden wordt opgevoed; dewyl gy uit zulke huwelyken zyt voortgesprooten, daar gy ongelukkig genoeg geweest zyt beginzels te hebben ingezoogen, welken u meer tot ondeugd dan ter Deugd leidden: en hoe onverantwoordelyk is het voor de Ouders, Hen, voor wien zy de grootste en tederste zorg behoorden te besteeden en aantewenden, Hen, om welken gelukkig te maaken, zy voornaamelyk vereenigd zyn, en leeven; om Hen, zegge ik, tot verachtelyke leden der zaamenleevinge, en tot ongelukkige voorwerpen voor zig zelven, door hun eigen misdryf, en ondeugend voorbeeld te hebben gemaakt. Staat my dan toe Gehuwden, deezen heilzaamen raad te mogen geeven: Bemint elkander met eene zuivere en oprechte genegenheid; Brengt uwe misslagen door vriendelyke en geene bitse redenen malkander onder het oog; en behertigt boven alles eene opregte Godsdienstigheid.
G.J. |
|