De Denker. Deel 4 (1766)
(1767)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Heer Denker!EEn Liefhebber van Reisbeschryvingen zynde, vond ik onlangs eene klugtige historie, zo vreemd van onze zeeden, dat ik niet weetende, wat ik 'er van maaken moet, de vryheid neeme u te verzoeken, om 'er eens op te denken; dewyl het ons misschien een nieuw aangenaam amusement kon bezorgen. Myne Reisbeschryving van de weelde en wellust der Chineezen spreekende, vertelt onder anderen het volgende:
‘Het kittelen of vryven aan de ooren is insgelyks by hen van algemeen gebruik, en verschaft hun eene der uitsteekendste aandoeningen, welke hen, op eene wonderbare wyze, door hun gansche gestel, vermaak, vro- | |
[pagina 42]
| |
lykheid, lust, yver en aanminnigheid byzet. Dit vermaak, om aan de ooren gekitteld te worden, hoe vreemd en ongerymd het my ook eerst vootkwaame, bevond ik onder hen zo algemeen, dat ik wel durve zeggen, dat 'er misschien geene ooren in China zyn, die zig niet laaten kittelen. Geene genootschappen zyn 'er, daar zy het niet met alle beleefdheid, over en weer, den ganschen tyd door doen: hoewel ik eenmaal in zulke byeenkomst geweest ben, daar iemand, of uit onoplettenheid, of uit kwaadaartigheid, een' ander zo by het oor kreeg, dat hy als een maager varken begon te schreeuwen; 't welk op groote heevigheden zou zyn uitgeloopen, indien niet twee of drie andere Chineezen, welken de kunst meesterlyk scheenen te verstaan, met weêrgaadelooze behendigheid het oor van den vergramden zoodaanig terstond hadden weeten te streelen, dat hy geheel bedaarde. Men heeft my verhaalt, dat de Gerechthoven zelven zo zottelyk gesteld zyn, dat de Rechters niet zelden vonnissen ten voordeele van die deeze kunst best verstaan. Zoodaanigen althans zyn 'er alom het meest bemind, en maaken 'er zeer dikwils groot fortuin; vooral wanneer zy maar toegang krygen by de Ryken en Grooten; die hen ook doorgaans sterk zoeken, om dit vermaak op 't gevoeligst te genieten. Ja, iemands fortuin is gemaakt, wanneer hy, hierin wel bedreeven, 't geluk heeft by eenen aanzienlyken Mandaryn in kennis te koomen, en zyne ooren te kittelen. De Keizer heeft, gelyk ook ligt te gissen is, een groote zwerm van zulken, die in deze kunst ervaren zyn, rondsom zig; en hy geniet dit Vermaak in de hoogste volmaaktheid. Al wat aanzienlyk is, zoekt om stryd de eer en het geluk te moogen hebben, om de geheiligde Ooren van zyne Chineesche Majesteit te kittelen; en geen wonder, want hy, die daarin best slaagt, is in blaakende gunst en kan alles verwerven. Aan de voornaamste Mandaryns wordt het byzonderlyk vergund, hunne behendigheid hierin te beproeven; en naar maate hunner bekwaamheid en vlugheid in dit werk, geraaken zy doorgaans tot de hoogste eeramten. Men zegt, dat de tegenwoordige Eerste Staatsdienaar zyn weêrgaa in deze kunst niet heeft. Ook worden by den Keizer inzonden- | |
[pagina 43]
| |
heid zyne vrouwen toegelaaten, om proeven van deeze haare bekwaamheid te geven; en zy, die hem 't bevalligste aan zyne ooren weet te peuteren, wordt gewisselyk de Favorite. Doch men verhaalde my, dat de Ooren van den tegenwoordigen Keizer geenzins van zeer fyne t'saamenstellinge waren, en dus ook niet ligt werden aangedaan; zoodat het ten uitersten moeilyk ware, die maat van aandoeninge te tressen, welke hem meest kon bekooren. Hy was, zei men, wat loom van lichaam en geest, zoodat de ligtste en fynste handen, die anders wonderen doen, hier niet slaagden; en veelen, of uit te grooten eerbied, of uit vreeze, de Keizerlyke Ooren niet sterk genoeg aantastten. Dit veroorzaakte in den beginne, onder de Staatsdienaars, en hen, die zyn persoon meest naaderden, groote verlegenheid, zelfs over 't welzyn van 't Ryk: want een der domste Mandaryns, een man zonder eenige verdienden, en zoo grof van handen, als stug van aart, wist juist de Ooren van zyne Chineesche Majesteit te treffen, daar zy het gevoeligst waren; waardoor hy in gunst koomende, en in den eigenlyksten zin het Oor van den Keizer hebbende, alles verwierf tot groot nadeel van 't Ryk. Doch eindelyk kreegen anderen, die schranderer waren, de handgreep ook weg, en sedert dien tyd ging 't weer beter. Deeze Mandaryns ondertusschen, en met één woord alle de Heeren en Dames in China, hebben ook hunne Oorklouwers; en de gansche schaakel der meeste, zoo byzondere als algemeene, gebeurtenissen en voorvallen nagaande, bevindt men dat dit Oorkittelen de voornaamste spil is, waarop alles in China draait. Geen wonder derhalven, dat die praktyk zeer algemeen is; en dat al wie wat aanzienlyker of beschaafder wil schynen, zig daarop toelegt’. Tot dus verre myn Reisbeschryver.
Wat dunkt u, Heer Denker, van dit Verhaal? Verdient het wel geloof? Ik althans heb geene aangenaame aandoeningen gevonden, schoon ik my op honderderleie wyzen by de ooren heb getrokken. Of hapert het ook aan onze vingers of nagels, die men in China veel langer laat groeijen, dat wy van die exercitie en vermaaken in onze Ontmoe- | |
[pagina 44]
| |
tingen, Saletten, Gezelschappen, Collegien of Societeiten, enz. beroofd zyn? Indien gy ons dezelven kondt leeren, zoudt gy, meen ik, geheel Europa, en uwe Vaderlanders inzonderheid verpligten. Ik ben enz.
Dewyl ik my meer ophoude met de zeeden myner Medeburgeren te leeren kennen, dan die van Volken, waarop wy weinige betrekking hebben; zal ik de waarheid van 't Verhaal wegens dit Chineesch gebruik niet onderzoeken. Het is ook geheel onnoodig die kunst aan onze Landsgenooten te leeren. Alleen zal ik maar aanmerken, dat de Zeeden van verre afgelegen Volken dikwils zoo veel van de onzen niet verschillen, als men in den eersten opslag wel zou denken. Overal is de menschelyke natuur de zelfde. Overal wordt Vermaak gezogt, en al wat Onaangenaam is geschuwd. Of nu de Chineezen zoo groot Vermaak vinden in die manier van doen, welke ons, die anders zyn opgevoed, onhebbelyk en belagchelyk voorkoomt, schynt geen onderzoek te verdienen. Immers (en hadt de Vriend daarom slegts gedagt, hy zou zig zoo zeer niet by de Ooren getrokken hebben,) in Europa, en ook in ons Vaderland, zyn, zoo wel als in China, de Ooren zeer voornaame werktuigen van Vermaak en Geluk, en hebben verbaazenden invloed op de menschen, vooral op de Grooten; schoon de behandeling der Ooren wat verschille; die hier niet van de behendigheid der Handen afhangt. Ligtelyk nogthans zoude eenig ander Volk uit een ander weerelddeel ook onze Zeeden, in dit opzigte niet minder ongerymd en belagchelyk vinden. Want dit Ooren-streelen onder ons veroorzaakt de zelfde uitwerking. Onze Ooren zyn niet min aandoenlyk, om gekitteld en gestreeld te worden als die der Chineezen; waarom dan ook het werk van zulken, die zig daarop regt verstaan, hier niet min voordeelig en aanzienlyk is. Ik zal van de Muzyk en Zangkonst niet spreeken, die, hoe uitneemend ook, wanneer zy alleen tot uitspanning strekt, somtyds 's menschen Ooren zoo lang streelt, dat zy, tot over de Ooren in schulden geraakende, die heerlyke klanken niet meer hooren kunnen; of waardoor zy zulke wonderbaare, zulke divine aandoeningen en verrukkin- | |
[pagina 45]
| |
gen krygen, dat zy hunne zaaken en welzyn daarom verwaarloozen; ja hun Goed, hunne Deugd en Eer aan de Heeren Muzikanten of zoete Zangeressen opofferen. De Vleijery is, onder alle andere middelen, het onfeilbaarste om de gehoor-zenuwen met de uitgeleezendste streelingen te treffen; en naar dat de gesteltenis deezer Organen fyner of grover is, weeten de meeste Kunstenaars hunne Vleijery ook juist te schikken. Daarin bestaat de regte kunst, dat zy delicate ooren, door te sterke en te ruuwe aandoeningen, niet kwetsen; maar langzaamer hand beginnende te kittelen, wel waarneemen, hoe veel de Patient kan verdraagen: want, gelyk men weet, al te groote kitteling houd terstondt op aangenaam te wezen en wordt pynlyk. Ik heb egter, zo ik meene, gemerkt, dat onze ooren al vry wat veelen kunnen; inzonderheid die van de Ryken, de Geleerden, en Grooten onder ons. Het middel soort, 't zy dat 't hun minder mag gebeuren, die streelende aandoeningen te gevoelen, en dat daarom hunne Ooren, of nog zoo zeer niet vereeld, of liever zoo niet verzwakt zyn, wordt rasser aangedaan, en 't verveelt hen eer, wanneer zy wat te sterk gestreeld worden. Doch de Ryken, hoe onkundiger zy zyn, hoe hartelyker hunner Ooren door de vleiende tonge moeten getroffen worden. Zoo ook met de Geleerden; by voorbeeld, een Catechizeermeester, een Oeffeninghouder, een Proponent, ja ook doorgaans de Heeren Predikanten, Doctoren en Advocaaten, behoeft men niet te vreezen, dat men ligt zeer zal doen. En om kort te gaan, met de Grooten is 't geenzins anders gesteld; schoon zy somtyds een weinig omzigtiger behandeling vereisschen.. Het zoete Jufferschap moet men niet vergeeten: Ja, van de geringste Dienstmeid tot de allereedelste Juffer toe, zyn zy wonderbaar aandoenlyk in dit opzigte. Haare Schoonheid, haare Bevalligheden, en wat niet al? alles is een onuitputbaare bron voor den behendigen Oorenkittelaar, ja zelfs voor een lompen en groven werkman in deze kunst, om haare ooren allervermaaklykst aan te doen; en hoe fyn en zagt zy ook moogen wezen, meest alle de Meisjes en Vrouwen kunnen dit gestreel in groote maat verdraagen. Dit moet ik insgelyks nog aanmerken, om de Chineesche historie geloof baarer te maaken; dat wy ook de | |
[pagina 46]
| |
manier hebben, om elkanderen, op onze wyze, beleefdelyk doorgaans over en weer de ooren te kittelen. In de beschaafdste gezelschappen, vooral als 'er ook 't Jufferschap is, en noch gespeeld, noch van afweezende kwaad gesproken wordt, is dit de zoetste en vermaaklykste tydkorting. 't Is derhalve geen wonder, dat dit zoo vermaaklyk en aandoenlyk werk den weg tot groot geluk, tot Rykdom, of Aanzien baant; wanneer iemand het geluk maar heeft van de Ryken of Aanzienlyken en Grooten dus het oor te kunnen streelen. Geene andere verdiensten, geene eerlykheid, deugd, voorzigtigheid, verstand, geleerdheid, en wat gy meer van zulke uitmuntende hoedaanigheden moogt optellen, kunnen hier by haalen! Geen wonder! Zy geven, grooten deels, slegts een streelend vermaak aan den Bezitter zelven; maar zy kittelen, zy streelen, zy verrukken en vermaaken de Ryke en Groote Heeren zoo niet, gelyk de Vleiery. Deeze kunst alleen is boven alle kunsten en weetenschappen verheeven: Zy maakt Veldheeren, zy maakt Eedelen, Staatsdienaars, Magistraats-persoonen, en ik weet niet wat al in meest alle landen van Europa. Zy overwint alles, en is onvergelyklyk veel sterker, om de Ryken, of Magtigen te beweegen, dat zy geld schieten of helpen, dan het mededoogen met elende, hoe eerlyk en braaf de ongelukkige zy, indien hy niet weet te vleijen: Zy vermeestert de Zedigheid, de Kuisheid, en verkragt alle deugden. Met zoo groot vermoogen voorzien zynde, ontmoet men haar ook alom. Althans in de beschaafde Weereld, rigt ieder haar een Altaar op, om gereed te zyn, aan de algemeene zucht tot dit wonderbaar vermaak de vereischte offerhanden te doen. Aan de Hoven, in de Kerken, in de Gezelschappen is zy de Godin, die alles regeert. Alleenlyk durf ik zeggen, dat onze hooge Gerechtshoven by die van de verwyfde Chineezen niet zyn te vergelyken. Wanneer Zy moeten vonnissen, koomen 'er geene Vleijeryen te pas. Zonder Voorreede, zonder Gemoedsbeweegingen, gelyk als voor den Areopagus, dat gedugte Gerechtshof in Griekenland, worden de zaaken voorgedraagen, met Wysheid, en Onzydigheid overwoogen en met alle regtvaardigheid beslist; zoo veel in menschen kan vallen. | |
[pagina 47]
| |
Het spyt my, dat de Chineesche Reiziger niet berigt heeft, hoe het onder dat Volk in de daaglyksche Huishoudingen by den Man en zyne Vrouw of Vrouwen toegaa; en of die elkander ook veel by de ooren trekken. Wat onze Landaart betreft; ik kan niet merken, dat zy zig in hun huis en gezin veel met de ooren-kittelende Vleiery ophouden. Zoo ze elkander nu of dan eens by de Ooren krygen, is het zelden aangenaam en streelende. Dit heeft egter by 't uitschot van 't Volk meest plaats; en zal door de slegtste Oost-Indisch-Vaarders die in China geweest zyn, en de kunst om te streelen en te vermaaken niet regt afgezien hebben, zoo ruw en dom onder hun soort zyn ingevoerd. By de beschaafdste onder ons, krygt de Vrouw en de Man elkander zelden by de ooren; zelfs niet om te streelen. En 't is geen wonder; zy hebben hunne vleiende tongen by 't vreien en kort daarna afgesloofd, en buiten af zoo veel Werk te geven, dat zy dezelve binnens huis bespaaren; ten zy misschien de vrouw, wanneer zy een man heeft, die haare liefkoozingen minst waardig is, nu en dan genoodzaakt zy, zyne grove ooren te kittelen. Ik moest evenwel niet overslaan, hoe de Ouders om stryd dikwils, zoo in 't byzyn van vreemden, als in 't byzonder, de Oortjes hunner kinderen streelen; derzelver kinderagtige eigeliefde uitstekend vermaakende; en hen dus ook al vroeg de kunstgreep leeren, om met groote beschaafdheid in de gezelschappen anderen insgelyks zulk vermaak toe te dienen, en op hunne beurt te verwagten. Ligtelyk ziet men, daar het in alle landen zoo gemeen is, de Ooren op de eene of andere wyze aan te doen, dat het Chineesche verhaal geloofwaardiger schynt, dan men in den eersten opslag zou denken. Doch ik zou 't zelfde nog op eene andere wyze kunnen toonen, uit de Spreekwoorden, die zoo in andere opzigten als ten aanzien van het Oor den aart der Volken doorgaans aanwyzen. Wat wil toch anders zeggen, Hy heeft het Oor van dien Prins, van dien Staatsdienaar, van dien Burgermeester, enz.? Betekent dat niet, hy staat eerlang een aanzienlyk ampt te krygen, een groot man te worden, en vermag by die Heeren alles? Toont dit niet, | |
[pagina 48]
| |
dat ieder die zyn geluk wil bevorderen, zig moet bevlytigen, om 't Oor der Grooten te krygen? Laat ik hen egter, in 't voorbygaan, waarschuuwen, dat zy zig niet vergissen, door dit spreekwoord met een ander te verwarren, en de kunst tot beide de Ooren uit te strekken, om door de Grooten by de Ooren te krygen des te eer geholpen te worden. Men zou hier nog kunnen byvoegen, de Spreekwoorden, van het Oor te leenen; doof te zyn aan dat Oor, en dergelyken; welken allen bewyzen, welk een werk in algemeen van 't kittelen en streelen van 't Oor gemaakt worde. Doch ik zal dit blad liever besluiten met eene aanmerking of twee, waar aan ik, zonder te vleien, verzoeke, dat men nog het Oor leene. Hebbende getoond, hoe aanmerkelyk gedeelte van 's menschen Gestel het Oorzy, om Eer, Vermogen, Vermaak, en ook Smert voort te brengen; kan ik niet af zyn, alle myne Landgenooten te vermaanen en toe te roepen; Bewaart uwe Ooren! ô Grooten, Ryken en Aanzienlyken Bewaart uwe Ooren, want daarin is uwe Magt en uwe Eer gelegen. Bewaart uwe Ooren, ô Geleerden, want daarvan hangt uwe Wysheid af. Bewaart uwe Ooren ô Schoonen, want daar door bewaart gy uwe Kuisheid, Zuiverheid en Eer! Bewaart de Ooren uwer Kinderen, ô Ouders, want daarvan hangt hunne Leerzaamheid, Zeedigheid, Verstand en Deugd af. Maar moeten we onze Ooren tegens alle Vleijery bewaaren; zal dan niet alle Heusheid en Beschaafdheid verbannen zyn? Neen, voorzeker; ten zy Waarheid niet zou kunnen gepaard gaan met Heusheid. Laat men met alle gemaatigdheid, lof en eer geven aan die het met 'er daad verdient; en indien Gy uwe vleiende taal niet gewoon zyt te verspillen, zult gy met een enkel woord volstaan kunnen, om waare Deugd en Grootheid de verschuldigde hulde te bewyzen. Laat zulke zagte lof en erkentenis van goede hoedaanigheden ook meermaalen blyken in uwe huisgezinnen, daar de zoete heusheid en opregte beleefdheid misschien te weinig wordt gevonden; en Gy zult daar door uwe onderlinge Liefde opwakkeren, en uwe Vreede en teder Genoegen uitneemend vermeerderen. |
|