De Denker. Deel 2 (1764)(1765)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave De Denker. No. 53. Den 2. January 1764. [Brief van een Franschman uit Amsterdam aan zyn Vriend, op een Buitenplaats logeerende, geschreeven, ter Verdeediging van het invoeren der Fransche Leevenswyze onder de Hollanders.] De Denker. No. 54. Den 9. January 1764. [Dat ons Geluk veel van onze Natuurlyke Gesteldheid afhangt; eene vrye Vertaaling uit het Engelsch tot vervolg van No. 45.] De Denker. No 55. Den 16. January 1764. [Bedenkingen over het gebruik der Psalmen van David in openbaare Godsdienst-oefseningen; en het invoeren eener Nieuwe Beryming van dezelven.] De Denker. No 56. Den 23. January 1764. [Brief aan den Denker over de Veelwyvery. Andere Brief van Eusebius Basanistes over het Onderwys van Kinderen in de Beginzelen van den Godsdienst.] De Denker. No. 57. Den 30. January 1764. [Over den Opschik van de Vrouwen. Zekere Nieuwmodische Mutzen beschreeven; en Aanmerkingen van den Denker daar over.] De Denker. No. 58. Den 6. February 1764. [Brief van Philogunos aan den Denker over de Geleerdheid, die aan de Vrouwelyke Kunne voegt.] De Denker. No. 59. Den 13. February 1764. [Redenvoering over de voortreffelykheid van Niets.] De Denker. No. 60. Den 20. February 1764. [Brief van Candidus aan den Denker over de Maatschappy der Geleerden, en de Vryheid der Schryvers om elkanderen te hekelen. Ontwerp om zekere Visitatores Librorum, of Regters over nieuwe Boeken aan te stellen.] De Denker. No. 61. Den 27. February 1764. [Over het Geluk in het Spel. Algemeen vooroordeel daaromtrent bestreeden.] De Denker. No. 62. Den 5. Maart 1764. [Over de genegenheid van sommige luiden voor Huisdieren; en de Oorzaaken daar van.] De Denker. No. 63. Den 12. Maart 1764. [Brief van een Kunstgenootschap aan den Denker, ander de Zinspreuk; Al likkende likt men de ziel uit een Vers; behelzende eenige Aanmerkingen over eene Vertaaling der Olimpya.] De Denker. No 64. Den 19. Maart 1764. [Brief van Justus Benevolus aan den Denker; behelzende eenige nadere Aanmerkingen over de genegenheid voor Huisdieren. Beschryving van zekere Wurmen.] De Denker. No 65. Den 26. Maart 1764. [Over de verschillende middelen om Fortuin te maaken, en welken meest te verkiezen zyn.] De Denker. No. 66. Den 2. April 1764. [Over de Verwondering. Welke de redenen van die aandoening zyn; en welke de middelen om derzelver vertooning voor te komen.] De Denker. No. 67. Den 9. April 1764. [Brief van Morosus aan den Denker, over de kwaade luimen, die hem somtyds overvallen; en Raad van den Denker daar tegen. Klagte van een Man over zyn Huis vrouws zuinigheid.] De Denker. No. 68. Den 16. April 1764. [Over het Nut der Tegenspoeden.] De Denker. No. 69. Den 23. April 1764. [Brief van Narcissus Salet aan den Denker, tot betoog, dat de Kleeding en Opschik niet onder het bestier der Reden valt; maar alleen door de Mode geregeerd moet worden.] De Denker. No. 70. Den 30. April 1764. [Brief aan den Denker over de gewoonte der Geestelykheid, om aan de tafels hunner vrienden voor en na de Maaltyd het Gebed, uit aller naam, hard op uit te spreeken.] De Denker. No. 71. Den 7. May 1764. [Brief van Benevolus aan den Denker; dat de Tederhartigheid de grondslag is van alle gezellige Deugden.] De Denker. No. 72. Den 14. May 1764. [Brief van F.A. aan den Denker over de verkeerde wyze van Studeeren en de gewoone gebreken der Geleerden. De Oorzaaken daar van aangetoond.] De Denker. No. 73. Den 21. May 1764. [Klagte van *** aan den Denker over zyn Vrouws verkeerde naarstigheid en huishoudelyken inborst, en de kwaade gevolgen hier van in de Opvoeding zyner Dochters. Brief van Eugenius Nederlander over de gewoonte onzer Landgenooten, om om over het Weder te spreeken.] De Denker. No. 74. Den 28. May 1764. [Over het Groeten. Verschillende soorten van Groeten, en derzelver eigenschappen.] De Denker. No. 75. Den 4. Juny 1764. [Over de Kwaadspreekendheid en Lasterzucht; en de Oorzaaken van die Gebreken.] De Denker. No. 76. Den 11. Juny 1764. [Brief van T.V. aan den Denker, over zekere soort van Voorzigtigheid; die by de lydende Voorzigtigheid noemt. Hy schetst dezelve af in het Karakter van zyn Vriend Letwel.] De Denker. No. 77. Den 18. Juny 1764. [Brief aan den Denker over het Huisbezoek voor de Bediening van het Avondmaal. Aanmerkingen van den Denker ter Verdeediging van dit Kerkelyk gebruik.] De Denker. No. 78. Den 25. Juny 1764. [Brief van Doctor Cynomisus aan den Denker over de Dolle Honden; Gedagten over de oorzaaken van derzelver ongemak, en een middel tot voorkoming van het zelve. Klagte van Margareta Uiterst, dat zy geen Meiden kan houden; en Raad van den Denker.] De Denker. No. 79. Den 2. July 1764. [Over de Liefde tot het Vaderland. Dat dezelve veeltyds eene dwaaze en ongegronde Drift is.] De Denker. No 80. Den 9. July 1764. [Over het Nut der Muzyk. Aanpryzing van dezelve in de Opvoeding van Kinderen.] De Denker. No 81. Den 16. July 1764. [Lofreden van de Fynen en de Fynheid.] De Denker. No. 82. Den 23. July 1764. [Brief van Kakera Akotie, een Fantynschen Neger aan zynen Broeder Atta op de Kust van Guinea; over de elende der Slaaven, die van daar naar Amerika gevoerd worden. Verdeediging van het regt om de Afrikaansche Volkeren tot Slaaven te maaken, door den Heer Montesquiea.] De Denker. No. 83. Den 30. July 1764. [Brief van Kakera Akotie, een Fantynschen Neger aan zynen Broeder Atta op de Kust van Guinea; over de elende der Slaaven, die van daar naar Amerika gevoerd worden. Verdeediging van het regt om de Afrikaansche Volkeren tot Slaaven te maaken, door den Heer Montesquiea.] De Denker. No. 84. Den 6. Augustus 1764. [Redenvoering over eene blymoedige Godsdienstigheid.] De Denker. No. 85. Den 13. Augustus 1764. [Brief van Misophilus aan den Denker, Dat men zynen Geest in zyne Jeugd met nuttige Kundigbeeden behoort te versieren, om eenen Gelukkigen Ouderdom te genieten.] De Denker. No. 86. Den 20. Augustus 1764. [Over de gewoonte om iemand op eene ingewikkelde wyze te Lasteren, of verdagt te maaken. Dat de Nyd den meesten tyd de oorzaak van zulke ingewikkelde lasteringen is.] De Denker. No. 87. Den 27. Augustus 1764. [Brief van Prepophilus aan den Denker over de Liefkoozeryen van Getrouwde Lieden in tegenwoordigheid van vreemden; en van hunne Kinderen.] De Denker. No. 88. Den 3. September 1764. [Brief van eenen Edelman aan den Denker Beschryving van de omstandigheeden, waar in hy zich bevindt. Zyne onzekerheid omtrent het Systema der Generatie; maakt hem verlegen of hy eene adelyke Juffer of wel eene Ryke Burger Dogter moet trouwen, om den Adel van zyn nageslagt niet te bevlekken.] De Denker. No 89. Den 10. September 1764. [Welke de beste hulpmiddelen zyn om de bitterheid der Kerkelyke Twisten te verzagten. Vervolg van No. 48] De Denker. No 90. Den 17. September 1764. [Brief van A.O. aan den Denker over de Rouwbrieven Gissing omtrent derzelver oorsprong; en aanmerkingen op den gewoonen inhoud.] De Denker. No. 91. Den 24. September 1764. [Over de Edelmoedigheid.] De Denker. No. 92. Den 1. October 1764. [Brief aan den Denker, over de Verpligting der Kinderen, om zich in het verkiesen van een Egtgenoot niet tegen de wil van hunne Ouders aan te kanten. Pryzenswaardig Gedrag van Andreas omtrent zynen Zoon, die tegen zyn zin wil trouwen.] De Denker. No. 93. Den 8. October 1764. [Over de Begeerte om zich eenen Onsterflyken Naam te maaken Saamenspraak tusschen Pericles, een' hedendaagschen Griek en een' Rus.] De Denker. No. 94. Den 15. October 1764. [Het verderfelyke der pragt in de hedendaagsche Levenswyze aangetoond in een brief van eenen Vader aan zyne Dochter.] De Denker. No. 95. Den 22. October 1764. [Brief van Melchior Benedictus Lucifer van Schwermenstein aan den Denker. Beschryving van zyne Studiën en Begrippen. Zyne Ontdekking omtrent het Vermogen der Naamen.] De Denker. No. 96. Den 29. October 1764. [Over den Erfelyken Adel. Het nut van dezelve in de Maatschappy aangeweezen.] De Denker. No. 97. Den 5. November 1764. [Voorslag aan den Denker, om den Geest door het gebruik van zekere spyzen te Verbeteren. Proeven over den invloed van het Voedzel op het Vernuft.] De Denker. No. 98. Den 12. November 1764. [Brief van Nathan Levy een Hoogduitschen Jood, aan den Denker, ter Verdeediging van zyne Natie Dat het moeijelyk valt eerlyk te zyn, wanneer men arm is.] De Denker. No. 99. Den 19. November 1764. [Brief van Inventor over het schoonmaaken en schommelen. De oorzaaken dier gewoonte in de Vrouwen naargespoord.] De Denker. No. 100. Den 26. November 1764. [Onderrigting voor eene jonge Juffrouw hoe zich met betrekking tot het Huwelyk te gedraagen; briefs wyze voorgesteld.] De Denker. No. 101. Den 3. December 1764. [Brief van Crelis Daniels Goyer aan den Denker, over de Liefhebbery van het Steelen; die in zyne woonplaats in zwang gaat. Eenige losse Zedelyke Aanmerkingen.] De Denker. No. 102. Den 10. December 1764. [Saamenspraak tusschen een Moeder en Dochter over het Toneel; en het uitvaaren van de Predikanten tegen de Toneelspeelen.] De Denker. No. 103. Den 17. December 1764. Vervolg van No. 100. De Denker. No. 104. Den 24. December 1764. [Over de Vriendschap. De waare Vriendschap in sommige Voorbeelden afgeschetst,] De Denker. No. 105. Den 31. December 1764. [Brief van eenen Ouder Vryer aan den Denker, zich beklaagende over zyne voorige Leevenswyze. Zyn verdriet over zynen ongehuwden staat.]