| |
| |
| |
De Denker.
No. 58.
Den 6. February 1764.
[Brief van Philogunos aan den Denker over de Geleerdheid, die aan de Vrouwelyke Kunne voegt.]
- Les femmes docteurs ne sont point de mon gout.
Je consens qu'une femme ait desclartés de tout:
Mais je ne lui veux point la passion choquante,
De se rendre savante, afin d'être savante:
Et j'aime que souvent aux questions qu'on fait
Elle sache ignorer les choses qu'elle fait.
De son étude, enfin, je veux qu'elle se cache;
Et qu'elle ait du savoir sans vouloir qu'on le sache;
Sans citer les Auteurs, sans dire de grands mots,
Et clouer de l'esprit à ses moindres propos.
DAar ik in myn voorgaand Vertoog over den lighaamelyken opschik der vrouwen gesproken hebbe, daar dunkt my, dat ik geene betere gelegenheid kan vinden, om mynen Leezeren eenen Brief mede te deelen, welke my onlangs is toegezonden, en die de geleerdheid, welke aan de beminnelyke Sexe voegt, tot zyn onderwerp heeft; dan dat ik denzelven in dit Blaadje laat volgen. Sommigen myner Lee- | |
| |
zeressen, verneem ik, zyn over de vryheid, met welke ik myn oordeel over haare kapzels gezegd hebbe, eenigzins gebelgd; doch de redelyksten en verstandigsten onder haar zullen, (daar van houde ik my verzekerd) de aanmerkingen van den Schryver van dien Brief volkomen goedkeuren. Ja men moet zelfs, ter eere van verscheiden onzer aanzienlyke vrouwen, zeggen, dat zy zich aan 't versieren van haaren geest niet minder, dan aan haaren opschik, laaten gelegen zyn; en dat zy, in dit opzicht, minder verbetering noodig hebben. Doch het was te wenschen, dat onze deftige Burgerjuffers, inzonderheid, zich wat meer op de verkryging van eenige den vrouwen passende kundigheeden wilden toeleggen, dan thans gemeenlyk geschiedt. Een huishouden wel te kunnen bestieren, een tafel wel te kunnen regelen, en allerlei vrouwelyke handwerken te weeten, zyn zekerlyk nuttige, ja zelfs noodige vereischtens in eene goede vrouw; doch 't is teffens, evenwel, zeker, dat een vrouw, die van niets anders dan van borduuren, braijen, en andere vrouwelyke bezigheeden, weet te spreeken, aan een verstandig man op den duur niet kan behaagen, en dat zy veel gevaar loopt, om wel haast verveelend gezelschap voor haaren egtgenoot te worden.
Myn Heer de DENKER!
TE arbeiden tot verbetering der schoone Sexe, is te arbeiden ter verbetering van de helft van het menschelyk geslagt; ja om den invloed, dien zy op de andere helft heeft, van het geheele menschdom. Gy hebt verscheiden maalen, dan op eene boertige, dan op eene ernstige wyze, aan- | |
| |
geweezen, hoe nadeelig het is, dat onze Juffrouwen zig op niets anders toeleggen, dan om zig op te schikken en zig te vermaaken. Alle ondeugden komen uit dwaaling voort; en de dwaaling ontstaat byna altyd uit onkunde, en ongewoonte van te redeneeren. Iemant, die zig nooit gewend heeft op iets met gevestigden aandagt te denken, die altyd van 't eene stuk op 't ander vliegt, is nauwlyks ooit in staat een gezond oordeel te vellen. Dit is de fout van de meeste onzer Juffrouwen. Daar van daan deeze veragting voor luiden, welke zig op weetenschappen toeleggende, die uitgelaaten' vrolykheid niet bezitten, welke zy beminnen, om dat zy geen ander vermaak kennen. Zy weeten niet dat men in stilte zig met zyne gedagten kan vermaaken; en dat deeze vermaaken bestendiger zyn, dan die zy gemeenlyk smaaken. Zulke mannen, die gewoon zyn te denken, zien zy aan als droomers: zy veragten hun gezelschap, als van alle aangenaamheid en leevendigheid ontbloot, en bespotten hen menigmaalen. Dog eene al te groote geleerdheid, en eene begeerte om boven anderen in kennis en weetenschap uit te blinken, is geene mindere fout onder de vrouwen. Men moet noodzaakelyk verveelen en mishaagen, wanneer men zig iets boven een' ander aanmaatigt. Hoe moet dan eene vrouw aan andere van haare Sexe, en aan de mannen zelven mishaagen, wanneer zy door haare geleerdheid ten toon te spreiden, zig boven dezelve tragt te verheffen.
Myn oogmerk is eenige aanmerkingen over de
| |
| |
Studien der vrouwen op te geeven. Zo gy, Myn Heer, dezelve eene plaats waardig oordeelt onder uwe Vertoogen, kunt gy deezen brief uitgeegeeven; anderzints, hebt gy hem slegts in 't vuur te werpen.
Eene vrouw zig ter verkryging van eenige weetenschap toeleggende, moet daar mede bedoelen: I. haare manier van denken te verbeteren; II. zig eene aangenaame uitspanning te verzorgen; III. zig aangenaam in de samemleeving te maaken; IV. zig bekwaamer te maaken tot haare huishouding. Ik geloof niet dat deze stellingen eenig bewys noodig hebben.
I. 't Is nuttig dat eene vrouw tragte haare manier van denken te verbeteren. De hebbelykheid van zig niet dan door onderscheiden denkbeelden te bepaalen, indien 't mogelyk is dezelve te verkrygen, is de beste waarborg tegen de dwaaling. Niets is ten deezen einde nuttiger, dan zig aan eene wyze van denken te gewennen, welke men den Wiskundigen eigen kent. Eenige beginsels van Meetkunde zyn hier toe zeer dienstig. Uit dezelve leert men de zaaken op zig zelve te beschouwen, en daar door een te beter oordeel te vellen. 't Leezen van boeken, op zulken trant geschreeven, is dan ook zeer voordeelig. Ook durve ik in 't algemeen alle zedekundige werken aanpryzen, waar in de aard van 't goed en kwaad onderscheidenlyk wordt aangeweezen, en 't menschelyk hart geleerd te kennen. La Bruyere, Boileau, Steele, van Effen, de Philanthrope en diergelyke werken zyn boeken, die
| |
| |
het te wenschen was, dat alle Juffrouwen geduuriglyk lazen.
II. Ter bezorging van eene aangenaame uitspanning kunnen alle boeken, zonder onderscheid, dienen, als men vermaak heeft dezelve te leezen. Deeze, egter, die op een vrolyken trant geschreeven zyn, overtreffen, ten dien einde, zulke diepzinnigen, dewelken men niet zonder vermoeijende uitspanning van geest kan leezen. Eene fraaije Comedie, een zeedekundige Roman, eene goede Historie, eene welgeschreevene Reisbeschryving zyn ten deezen einde aan te pryzen.
III. Maar zig aangenaam in de samenleving te maaken, is een voornaam einde, waarom de Juffrouwen zig behooren toe te leggen op het verkrygen van eenige kennis. Niet, dat geleerde vrouwen, die altyd van wysgeerte redeneeren, die een stuk uit de Geschiedenissen weeten aan te haalen, zelfs wanneer zulks het minst te passe komt; of die eene Grieksche of Latynsche Spreuk weeten voor den dag te brengen, aangenaam in de samenleving zyn: geenzins! Maar eene verbeterde manier van denken, eene kennis, niet dan met oordeel te pas gebragt, uitgebreider en algemeener denkbeelden, eene gezuiverde smaak, zyn zonder twyffel aangenaam; en 't geen hier toe voor al voordeelig is, is eene goede kennis van de Hollandsche en Fransche taal, zonder welke laatste men byna onder fatzoenlyke luiden niet verkeeren kan. Ook behoorde ieder Juffrouw zig toe te leggen, om zig wel en met
| |
| |
bevalligheid uit te drukken, en om een goeden styl in 't schryven te verkrygen.
IV. Al het geen ik tot hier toe gezegd heb kan ook dienen om zig bekwaam te maaken tot de huishouding. Gelyk de mannen zig bekwaam moeten maaken om het Vaderland op de eene of andere wyze te kunnen dienen, moeten de vrouwen zig toeleggen om goede huishoudsters te worden; het welk genoegzaam de eenigste post is, waar toe zy in de maatschappy geroepen worden. Men kan ook hier nog gevoeglyk onder rekenen de opvoeding der kinderen. Eene verstandige en kundige moeder kan haaren kinderen eene veel betere opvoeding geeven, dan eene die zelve onbewust is, wat tot eene goede opvoeding behoort.
Men kan hier uit opmaaken, welke studien ik voor de vrouwen afkeure: deeze verhevene, afgetrokkene en dorre, naamelyk, die den geest meer afslooven, dan verkwikken. En waar toe dient het eene vrouwe de diepste geheimen der Wiskunde te verstaan? Waar toe zal haar de Rekenkunde van het oneindige, ja mogelyk de gantsche Stelkunde dienen? Waar toe de kennis van 't Latyn, Grieksch, of Hebreeuwsch? Alle de beste boeken, in die taalen geschreeven, zyn in 't Hollandsch of Fransch overgezet, door luiden, op wier bekwaamheid en trouwe men zig veiliglyk verlaaten kan. Waar toe zig dan het hoofd gevuld met vreemde klanken? Zegt men wat kan het schaaden? 't Beneemt te veel tyd, welken men nutter
| |
| |
kon besteeden, ter verkryging van weetenschappen, die te pas kunnen komen. 't Is beter een konstig handwerk te verstaan, dan eene Ode van Horatius te weeten op te zeggen, of Homerus over te zetten. Neen, eene beredeneerde kennis van den Godsdienst; eene grondige kennis van de Zedekunde; een algemeen denkbeeld van de voornaamste deelen der Natuurkunde; eene kleine schets van de Historie; zie daar weetenschappen genoeg voor eene vrouw. Ik wenschte wel, behalven de boeken, die ik boven heb aangepreezen, allen Juffrouwen het Schouwtoneel der Natuur, en Massuet's Science de Cour in handen te geeven. Uit deeze boeken zouden zy weetenschappen genoeg verkrygen voor haar eigen gebruik, en om zig bevallig in de samenleeving te maaken. Vooral zouden zy 't verstand en de deugd leeren hoog agten. Zy zouden zien hoe dwaas en bespottelyk de Coquetterie en de Affoctatie zyn; en zig in alle gelegenheden leeren schikken naar de smaak van de persoonen, waar mede zy moeten omgaan.
Zodanig is Jucunda. Door de natuur met eene maatige schoonheid, doch gezond verstand begaafd, heeft zy zig, sedert eenigen tyd, toegelegd op het leezen van zulk soort van boeken, als ik genoemd heb. Vrolyk van humeur, vermaakt zy zig zelve, zo wel in eenzaamheid als by menschen; ja beter als in kwaad gezelschap. Haar handwerk, en de Spectator, de Guardiaan, de Denker, of eenig ander soortgelyk boek zyn haare ge- | |
| |
duurige medgezellen. Met deezen vermaakt zy zig in stilte. Dan leest zy een vertoog of twee, en dan, haar handwerk neemende, overdenkt zy, al werkende, wat zy geleezen heeft. Wanneer ik een bezoek by haar aflegge, is ons gesprek gemeenlyk, na eene korte verhandeling van het dagelyks nieuws, over het een of ander stuk, dat zy geleezen heeft. Haar oordeel is niet alleen natuurlyk goed, maar zelfs door het leezen van goede boeken zeer nauwkeurig geworden. Menigmaalen staa ik verbaasd over de vlugge en welgepaste antwoorden, en over de nauwkeurige oplossingen, die ik van haar ontvange. Zy kent het menschelyk hart grondig, en bedient zig meesterlyk van deeze kennis, om haare fouten en driften te verbergen en te verbeteren. Men denke egter niet, dat wy altyd filosofeeren. Neen, onze gesprekken zyn ongedwongen, en loopen op alle stoffen. Veeltyds weet zy, door een fraai Airtje, met eene bekoorlyke stem en verrukkende gebaarden op te zingen, my met verwondering te vervullen. In één woord, ik verlaate haar nooit, zonder tot my zelven te zeggen: ô Jucunda! gy kunt waarlyk een man gelukkig maaken!
Ik ben,
Myn Heer,
PHILOGUNOS.
Rotterdam,
den 17 January 1764.
| |
| |
|
|