De Denker. Deel 2 (1764)
(1765)– [tijdschrift] Denker, De– AuteursrechtvrijDe Denker. Deel 2. De K. van Tongerlo en F. Houttuin, Amsterdam 1765
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1207 D 8
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het tweede deel van De Denker, met de nummers 53 tot 105 (januari 1764 tot december 1764), uitgegeven in 1765.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (fol. *1v, p. 425, 246) zijn niet opgenomen.
De ‘Drukfouten’ van p. VIII en p. 400 zijn in de lopende tekst verbeterd.
[fol. *1r]
De Denker. Tweede deel.
Te Amsteldam,
By K. van Tongerlo en F. Houttuin.
MDCCLXV.
[fol. *2r]
Korte inhoud der vertooghen van het tweede deel.
No. 53. | BRief van een Franschman uit Amsterdam aan zyn Vriend, op een Buitenplaats logeerende, geschreeven, ter Verdeediging van het invoeren der Fransche Leevenswyze onder de Hollanders. | Bladz. 1 |
54. | Dat ons Geluk veel van onze Natuurlyke Gesteldheid afhangt; eene vrye Vertaaling uit het Engelsch tot vervolg van No. 45. | 9 |
55. | Bedenkingen over het gebruik der Psalmen van David in openbaare Godsdienst-oeffeningen; en het invoeren eener Nieuwe Beryming van dezelven. | 17 |
56. | Brief aan den Denker over de Veelwyvery. Andere Brief van Eusebius Basanistes over het Onderwys van Kinderen in de Beginzelen van den Godsdienst. | 25 |
57. | Over den Opschik van de Vrouwen. Zekere Nieuwmodische Mutzen beschreeven; en Aanmerkingen van den Denker daar over. | 33 |
58. | Brief van Philogunos aan den Denker over de Geleerdheid, die aan de Vrouwelyke Kunne voegt. | 41 |
59. | Redenvoering over de voortreffelykheid van Niets. | 49 |
[fol. *2v]
No. 60. | Brief van Candidus aan den Denker over de Maatschappy der Geleerden, en de Vryheid der Schryvers om elkanderen te hekelen. Ontwerp om zekere Visitatores Librorum, of Regters over nieuwe Boeken aan te stellen. | Bladz. 57 |
61. | Over het Geluk in het Spel. Algemeen vooroordeel daaromtrent bestreeden. | 65 |
62. | Over de genegenheid van sommige luiden voor Huisdieren; en de Oorzaaken daar van. | 73 |
63. | Brief van een Kunstgenootschap aan den Denker, onder de Zinspreuk; Al likkende likt men de ziel uit een Vers; behelzende eenige Aanmerkingen over eene Vertaaling der Olimpya. | 81 |
64. | Brief van Justus Benevolus aan den Denker; behelzende eenige nadere Aanmerkingen over de genegenheid voor Huisdieren. Beschryving van zekere Wurmen. | 89 |
65. | Over de verschillende middelen om Fortuin te maaken, en welken meest te verkiezen zyn. | 97 |
66. | Over de Verwondering. Welke de redenen van die aandoening zyn; en welke de middelen om derzelver vertooning voor te komen. | 105 |
67. | Brief van Morosus aan den Denker, over de kwaade luimen, die hem somtyds overvallen; en Raad van den Denker daar tegen. Klagte van een Man over zyn Huisvrouws zuinigheid. | 113 |
68. | Over het Nut der Tegenspoeden. | 121 |
69. | Brief van Narcissus Salet aan den Denker, tot betoog, dat de Kleeding en Opschik niet onder het bestier der Reden valt; maar alleen door de Mode geregeerd moet worden. | 129 |
70. | Brief aan den Denker over de gewoonte der Geestelykheid, om aan de tafels hunner vrienden voor en na de Maaltyd het Gebed, uit aller naam, hard op uit te spreeken. | 137 |
[fol. *3r]
No. 71. | Brief van Benevolus aan den Denker; dat de Tederhartigheid de grondslag is van alle gezellige Deugden. | Bladz. 145 |
72. | Brief van F.A. aan den Denker over de verkeerde wyze van Studeeren en de gewoone gebreken der Geleerden. De Oorzaaken daar van aangetoond. | 153 |
73. | Klagte van *** aan den Denker over zyn Vrouws verkeerde naarstigheid en huishoudelyken inborst, en de kwaade gevolgen hier van in de Opvoeding zyner Dochters. Brief van Eugenius Nederlander over de gewoonte onzer Landgenooten, om over het Weder te spreeken. | 161 |
74. | Over het Groeten. Verschillende soorten van Groeten, en derzelver eigenschappen. | 169 |
75. | Over de Kwaadspreekendheid en Lasterzucht; en de Oorzaaken van die Gebreken. | 177 |
76. | Brief van T.V. aan den Denker, over zekere soort van Voorzigtigheid; die hy de lydende Voorzigtigheid noemt. Hy schetst dezelve af in het Karakter van zyn Vriend Letwel. | 185 |
77. | Brief aan den Denker over het Huisbezoek voor de Bediening van het Avondmaal. Aanmerkingen van den Denker ter Verdeediging van dit Kerkelyk gebruik. | 193 |
78. | Brief van Doctor Cynomisus aan den Denker over de Dolle Honden; Gedagten over de oorzaaken van derzelver ongemak, en een middel tot voorkoming van het zelve. Klagte van Margareta Uiterst, dat zy geen Meiden kan houden; en Raad van den Denker. | 201 |
79. | Over de Liefde tot het Vaderland. Dat dezelve veeltyds eene dwaaze en ongegronde Drift is. | 209 |
80. | Over het Nut der Muzyk. Aanpryzing van dezelve in de Opvoeding van Kinderen. | 217 |
[fol. *3v]
No. 81. | Lofreden van de Fynen en de Fynheid. | Bladz. 225 |
82 en 83. | Brief van Kakera Akotie, een Fantynschen Neger aan zynen Broeder Atta op de Kust van Guinea; over de elende der Slaaven, die van daar naar Amerika gevoerd worden. Verdeediging van het regt om de Afrikaansche Volkeren tot Slaaven te maaken, door de Heer Montesquieu . | 233 |
84. | Redenvoering over eene blymoedige Godsdienstigheid. | 249 |
85. | Brief van Misophilus aan den Denker, Dat men zynen Geest in zyne Jeugd met nuttige Kundigbeeden behoort te versieren, om eenen Gelukkigen Ouderdom te genieten. | 257 |
86. | Over de gewoonte om iemand op eene ingewikkelde wyze te Lasteren, of verdagt te maaken. Dat de Nyd den meesten tyd de oorzaak van zulke ingewikkelde lasteringen is. | 265 |
87. | Brief van Prepophilus aan den Denker over de Liefkoozeryen van Getrouwde Lieden in tegenwoordigheid van vreemden; en van hunne Kinderen. | 272 |
88. | Brief van eenen Edelman aan den Denker Beschryving van de omstandigheeden, waar in hy zich bevindt. Zyne onzekerheid omtrent bet Systema der Generatie; maakt hem verlegen of hy eene adelyke Juffer of wel eene Ryke Burger Dogter moet trouwen, om den Adel van zyn nageslagt niet te bevlekken. | 281 |
89. | Welke de beste hulpmiddelen zyn om de bitterheid der Kerkelyke Twisten te verzagten. Vervolg van No. 48 | 289 |
90. | Brief van A.O. aan den Denker over de Rouwbrieven Gissing omtrent derzelver oorsprong; en aanmerkingen op den gewoonen inhoud. | 297 |
91. | Over de Edelmoedigheid. | 305 |
[fol. *4r]
No. 92. | Brief aan den Denker, over de Verpligting der Kinderen, om zich in het verkiesen van een Egtgenoot niet tegen de wil van hunne Ouders aan te kanten. Pryzenswaarding Gedrag van Andreas omtrent zynen Zoon, die tegen zyn zin wil trouwen. | Bladz. 313 |
93. | Over de Begeerte om zich eenen Onsterflyken Naam te maaken Saamenspraak tusschen Pericles, een' hedendaagschen Griek en een' Rus. | 321 |
94. | Het verderfelyke der pragt in de hedendaagsche Levenswyze aangetoond in een brief van eenen Vader aan zyne Dochter. | 329 |
95. | Brief van Melchior Benedictur Lucifer van Schwermenstein aan den Denker. Beschryving van zyne Studiën en Begrippen. Zyne Ontdekking omtrent het Vermogen der Naamen. | 337 |
96. | Over den Erfelyken Adel. Het nut van dezelve in de Maatschappy aangeweezen. | 345 |
97. | Voorslag aan den Denker, om den Geest door het gebruik van zekere spyzen te Verbeteren. Proeven over den invloed van het Voedzel op het Vernuft. | 353 |
98. | Brief van Nathan Levy een Hoogduitschen Food, aan den Denker, ter Verdeediging van zyne Natie Dat het moeijelyk valt eerlyk te zyn, wanneer men arm is. | 361 |
99. | Brief van Inventor over het schoonmaaken en schommelen. De oorzaaken dier gewoonte in de Vrouwen naargespoord. | 369 |
100. | Onderrigting voor eene jonge Juffrouw hoe zich met betrekking tot het Huwelyk te gedraagen; briefs wyze voorgesteld. | 375 |
101. | Brief van Crelis Daniels Goyer aan den Denker, over de Liefhebbery van het Steelen; die in zyne woonplaats in zwang gaat. Eenige losse Zedelyke Aanmerkingen. | 385 |
[fol. *4v]
No. 102. | Saamenspraak tusschen een Moeder en Dochter over het Toneel; en het uitvaaren van de Predikanten tegen de Toneelspeelen. | Bladz. 393 |
103. | Vervolg van No. 100. | 401 |
104. | Over de Vriendschap. De waare Vriendschap in sommige Voorbeelden afgeschetst, | 409 |
105. | Brief van eenen Ouden Vryer aan den Denker, zich beklaagende over zyne voorige Leevenswyze. Zyn verdriet over zynen ongehuwden staat. | 417 |
Drukfouten.
Pag. 325. | Reg. 8 Boëtier Lees Boëotier. |
377. | Reg. 7 Frebon. apud Cicer. Lees Trebon apud Cicer. |
384. | Doe uit, op 't einde van 't Vertoog, de Letters O. en B. |
420. | onderste Reg. wanneer ik myn Leeven op 25. jaaren rekene, want enz. Lees wanneer ik myn Leeven op 25. jaaren rekene, (Want enz. |
421. | Reg. 11. debauchers, lees debauches. |
Voorts wordt de Leezer verzogt diergelyke drukfouten, somtyds door overyling, somtyds door afweezendheid van den Schryver veroorzaakt, te verbeteren.
[p. 400]
Drukfout.
Doe uit, op 't einde van 't Vertoog, No. 100, bl. 384, de letters O en B.