| |
| |
| |
De Denker.
No. 54.
Den 9. January 1764.
[Dat ons Geluk veel van onze Natuurlyke Gesteldheid afhangt; eene vrye Vertaaling uit het Engelsch tot vervolg van No. 45.]
Myn Heer de DENKER!
IK heb uw Vertoog ‘over de maate van geluk, welke yder mensch onafhankelyk van goed of kwaad fortuin, en enkelyk naar zyne Natuurlyke Constitutie ten deele valt’, met vermaak geleezen. Ik kan niet zeggen, dat gy eenige wezenlyke aanmerkingen hebt overgeslaagen. Gy hebt in uwe Proeve gebragt, al wat de kortheid van 't bestek vergunde; maar dit is een onderwerp, Myn Heer, 't welk my voorkomt, dat, om overtuiging te maaken, in meer dan een Vertoog, en op meer dan eene wyze moet voorgedraagen worden. Onze vooroordeelen zyn zo ingeworteld; wy hebben ons geluk zo veele jaeren lang van rykdom of gezondheid, van grootheid of vermaaken doen afhangen, dat wy ons niet gemakkelyk van eene waarheid laaten overreeden, welke niet slegts onze oude vooroordeelen zo regtstreeks schokt; maar ons ook zelfs onze voorige dwaasheid en vrugtelooze
| |
| |
poogingen in 't aangezigt verwyt. Ik heb in een Engelsch werkje, 't welk ik gerustelyk durf verzekeren, dat noit in 't Nederduitsch vertaald zal worden, een stukje aangetroffen, dat my voorkwam tot een fraay supplement op uw Vertoog te kunnen strekken, en 't welk ik daarom op een zeer vryen trant vertaald heb, om 'er een plaats voor in uw werk te verzoeken. Gy schynt u genoegzaam alleen tot origineele stukken te willen bepaalen; dog de volgende aanmerkingen zullen geen inbreuk op uwe wetten maaken. Ik heb u reeds gezegd, Myn Heer, dat het Engelsch is; dit is immers veel gezegd, en kan niet nalaaten een gunstig vooroordeel by veelen uwer Lezeren te verwekken. 't Zy hoe 't wil, dus vangt myn Schryver aan.
Als ik my de geruste afzondering herinner, waar in ik myne eerste jeugd op 't Land heb doorgebragt zo kan ik my nauwelyks van droefheid en beklag weêrhouden, dat die gelukkige dagen zo ras verloopen zyn. In die eenzaamheid scheen de gansche Natuur in beweeging, om my vermaak te doen. Ik dagt om geen geluk; ik redeneerde 'er niet over, maar ik genoot het rykelyk. Ik verlustigde my met de gewoone Boerevreugd; verstand, beschaafdheid, opvoeding, niets hinderde my, en myne dagen verliepen in een uur, myne uuren snelden als oogenblikken voort, en altoos was de tyd voorby, eer ik om tyd had kunnen denken. Gelukkig! konde zulk eene bekoorlyke begoocheling altoos duuren; maar neen: de jaaren en kundigheeden verbieden het; en myne tegenwoordige uitspanningen mogen fyner en fraaijer wezen, maar zy geeven my gewisselyk op verre na 't zelfde genoegen niet. Het vermaak van den Schouwburg is edeler; maar ik verlustig 'er my so veel niet, als
| |
| |
voormaals in een Kinderspel; het fraaiste Bal, het keurigste Concert verrukt my minder, dan voorheen eene Boeren-kermis-vreugd.
Men heeft meermaalen aangemerkt, dat het vermaak, 't welk wy genieten in ons zelven, én niet in de voorwerpen is, welke ons ter verlustiging worden aangebooden. By aldien de ziel gelukkig gesteld is, zo beschouwt men alle voorwerpen met genoegen, en weet men van de geringste beuzelingen divertissementen en plaisierpartyen te maaken; men lacht juist om die zelfde dingen, daar zig anderen over kwellen; het verdriet belaagt ons vrugteloos van alle kanten, terwyl het geen toegang tot ons hart kan vinden; zyn wy, daarentegen, niet wel gesteld van geest, niets vertoont zig aan ons in zyne natuurlyke gedaante; alles is zwart en akelig, stille vreugde treft ons niet, en luidrugtige vermaaken verveelen. Dit, zeg ik, heeft men meermaalen aangemerkt, maar noit betragt, of ter vermeerdering van zyn geluk gebruikt. Wy vergeeten die aanmerkingen, als wy ze meest van nooden hadden.
Ik herinner my eens een Misdaadiger in Vlaanderen gezien te hebben, welke voor altoos tot de kruywagen gedoemd was. Hy was verminkt, mismaakt en in ketenen gekluisterd, verpligt om van den opgang der zonne tot aan haaren ondergang te slaaven; en zodanig vas zyn noodlot en vooruitzigt voor zyn geheele leven. En, egter, met alle deze omstandigheeden van blykbaare elenden, was hy misschien de gelukkigste man van 't gansche guarnisoen; hy was altoos vrolyk, hy zong, en hy zoude ongetwyffeld gedanst hebben, hadt de verminkte staat zyner ledemaaten dit niet belet. Komt herwaards, Wysgeeren! gy die u, wegens uwe fraaije lessen, zo veel laat voorstaan! Komt her- | |
| |
waards, aanschouwt dezen Philosooph, en erkent, dat eene gelukkige geaardheid alle uwe weitsche voorschriften verre te boven gaar. Hy heeft geene geleerdheid; alle zyne redeneering loopt binnen den kring van eenige weinige denkbeelden; maar de gunstige Natuur schynt die denkbeelden voor hem uitgekoozen te hebben, om hem altoos tot zyn geluk te doen redekavelen, en, in weerwil van alle uiterlyke toevallen, vrolyk te doen leeven. Alles, waar hy zyne oogen op vestigt, vertoont zig behaagelyk; alles dat hem omringt, verschaft hem gelegenheid en onderwerp voor aangenaame bespiegelingen; alles wordt goed, als 't hem slegts ten deele valt. Sommigen zullen hem misschien ongevoelig, dwaas, veragtelyk noemen; 't zy zo! zyne gebreken zyn ten minsten van dien aart, dat de meeste Philosophen zyn geluk benyden, en wy allen wenschen zouden, om dit veragtelyk karakter te kunnen overneemen, en in alle wederwaardigheeden vrolyk te leeven.
De zulken, welke even als hy, zig zelven in dat oogpunt weeten te plaatsen, waar in zig alle de dingen dezer aarde in een behaagelyk ligt vertoonen, zullen, in alle voorvallen, iets weeten op te merken het welk hunne gedagten, van het kwaade, dat 'er in is, aftrekken, het welk hen vertroosten, ja 't welk hen, in hunne rampen zelve, dikwils doen lagchen zal. De naarste voorvallen, die hen zelven of anderen overkoomen, zyn altoos met eenige omstandigheeden verbonden, welke hier toe aanleiding geeven kunnen; en de gewigtigste bedryven, welke op deze werreld geschieden, zyn inderdaad niet anders dan Theater-rollen, die nu gespeeld worden, gelyk zy duizendmaal te voren zyn gespeeld, welke, derhalven, zo zy den geest dier Aanschouweren niet opbeuren en
| |
| |
vervrolyken kunnen, hun ten minsten ook van geen genoegzaam belang zullen voorkoomen, om hen neêr te slaan en te bedroeven. Zy gevoelen even weinig smart in hunne rampen, of die van anderen, als een Aanspreeker, schoon in 't zwart gedoscht, droefheid heeft, terwyl hy een lyk ten grave geleidt.
Van alle menschen, daar ik ooit van geleezen heb, bezat de beroemde Kardinaal de Retz deze gelukkige gesteldheid van geest in den hoogsten trap. Gelyk hy een galant man was, en alles veragtte, wat de minste vertooning van eene stuursche wysgeerte hadt, zo was hy allerwegen, daar vermaak te koop was, de eerste om 'er op te bieden. Een algemeen liefhebber van de geheele fraaye kunne zynde, zo wierdt hy, als hy eene meesteres te wreed vondt, in plaats van lang daar by te kwynen, maar straks verliefd op eene andere, daar hy een gunstiger onthaal van verwagtte; als deze ook zyne hoop te loor stelde, en zyn aanzoek verworp, dagt hy nimmer om 'er zig over te kwellen, om 'er spyt van te hebben, veel min in eenzaame woestyne om te zwerven, of zelfs zyne vrolyke gezelschappen éénen dag daar voor te missen. Hy overreedde zig zelven, en anderen, dat hy nooit regt verliefd van die Dame was geweest, dat hy slechts een tydkorting gezogt, en gevonden hadt, en daar mede was alles wel. Als de fortuin hem haare grimmigste blikken toewierp, als hy ten laasten in de magt raakte van zyn doodelyksten vyand den Kardinaal Mazaryn, en in 't Kasteel van Valenciennes in eene nauwe gevangenis wierdt opgeslooten, zo poogde hy, in alle die wederwaardigheeden, zig zelven niet op te beuren door wysgeerte, of afgetrokken redeneeringen. Hy verstondt het een en ander even weinig,
| |
| |
als hy 't, wegens zyn gelukkig gestel, van nooden hadt. Hy lachte om zig zelven en zynen vervolger, en scheen wonder in zyn schik met zyn nieuwen staat. Het zy hy dit waarlyk was, of slegts vertoonde, hy hadt ten minsten het vermogen, om, in dit verblyf van jammer, schoon van zyne vrienden afgescheiden, schoon beroofd van zyne gewoone bezigheeden en vermaaken, schoon ontbloot zelfs van veele gerieflykheeden des levens, en onophoudelyk gekweld door de onbeschofdheeden van vuilikken, die men, als wagters, by hem gesteld hadt; schoon gedrukt, zeg ik, door zo veele ongeneugtens tevens, zyn goed humeur, egter, in 't midden van alle die verdrietelyk heeden, te houden, te lagchen om de weinige spyt, die zy in staat waren hem aan te doen; zyne vyanden in hun aanzigt te bespotten, en de jokkerny zelfs zo verre door te zetten, van het leeven zyns Cipiers te beschryven.
Alles wat de Wysgeerte kan te weege brengen, is ons stil en gelaaten in den tegenspoed te maaken; zy beneemt 'er ons het gevoel niet van; zy maakt ons zelfs menigwerven knorrig en gemelyk onder het philosopheeren. Die volkomen rustigheid, die eenpaarig vrolyke gesteldheid van geest, die vergenoeging en blydschap, terwyl de geheele werreld ons beklaagt, is alleen voor den zulken bespaart, welken de Natuur met zulk een gelukkig gestel begunstigd heeft. Dit was het geval van den gemelden Kardinaal, welke, door deze weldaad der gunstige Natuur, in staat was te lagchen, als honderd anderen rondom hem getreurd zouden hebben. Het kan weinig verschillen, of ons goed humeur door anderen als onverschilligheid, als eene veragtelyke ongevoeligheid, of zelfs als domheid wordt aangemerkt. Het is geluk, dat wy zoe- | |
| |
ken: hier komt het eeniglyk op aan; en als wy gelukkig zyn voor ons zelven, behoeven wy het niet voor anderen te wezen. Niemand, dan een dwaas, zal anderen vraagen, of hy inwendig genoegen smaakt, of smaaken mag, noch de maat van zyn geluk naar het wangunstig oordeel van zwartgalligen of bedrukte zielen regelen. De werreld denke, wat zy wil, zyn geluk zelve te voelen en te genieten is alles wat men wenschen kan.
Dirk Goedluim was één van de gelukkigste jonge knaapen, die ik ooit gekend heb. Hy behoorde tot die vrolyke en goedaartige borsten, welken men zegt, niemand, dan zig zelven, te willen benadeelen. Als Dirk eenige schade leedt, of hem eenig toeval overkwam, noemde hy dit de werreld leeren kennen, en getroostte zig aanstonds met die vordering. Reedt hem een kruijer onder den voet, of wierdt hem zyn horlogie door een Beurzesnyder geligt, hy vermaakte zyne vrienden met hun de onbeschoftheid van den eersten, de gauwdiefstreeken van den anderen op eene drollige wyze te vertellen. Dit was al de wraak, welke hy 'er van nam; al de tyd, dien hy 'er aan dagt. Gelyk die zelfde onverschilligheid zig ondertusschen tot zyn geheel karakter, en dus ook tot geldwinnen uitstrekte, zo hadt dit zyn ryken, maar gierigen Vader op zulk eene verregaande wyze tegen hem verbitterd, dat hy, in weerwil van alles, wat zyne vrienden voor hem spreeken mogten, besloot, hem te onterven. Hy lag op zyn uiterste, en het geheele gezin stondt voor zyn bed. Hy deedt alle drie zyne zoons naderen. ‘Ik heb, sprak hy, myne twee jongste zoonen, Andreas en Simon, tot myne erfgenaamen gesteld, en hoop, dat zy zuinig leeven zullen’. Beiden antwoordden zy met een droevigen toon, in zulke gelegenheeden gebruike- | |
| |
lyk: De Hemel herstelle u, Vader, en verleene u leeven en gezondheid, om uw goed zelf nog lang te genieten. ‘Maar wat u, Dirk, aangaat’, vervolgde hy, zig tot hem keerende, ‘gy hebt nooit wel opgepast; en u ryk te willen maaken, zou geld verspillen wezen. Ik heb u daarom slegts de Legitime Portie besprooken; zo ligt myn Testament. Die word zo beschreeven’. Ach, Vader, hervatte Dirk, zonder de geringste aandoening; de Hemel herstelle u, en verleene u leven en gezondheid, om de Legitime Portie lang zelf te genieten. Dit was al het verdriet, dat deze losse zorgelooze knaap wegens het verlies van zyn fortuin gevoelde. Gelukkig dat de tederheid van een Oom het gebrek van genegenheid in den Vader verholpen, en hem met zyn goed humeur tamelyk ryk gemaakt heeft.
Met één woord, ik betwist de Wysgeerte geenzins haar vermogen, om onze ongeneugtens een weinig te verzagten; maar een Schryver, welke het Publyk, dat hem veroordeelt, kan uitlagchen; een Generaal, die zyne schikkingen en voorneemens rustig agtervolgd, schoon die van 't geheele Leger worden afgekeurd, en een jonge Juffrouw, welke vrolyk blyft, schoon in haar eer benadeeld, moeten door iets meer dan Wysgeerte, moeten door de Natuur ondersteund worden. En zy, welke deze te baat hebben, zyn 'er ongetwyffeld altoos best aan. Het is gewislyk beter zyne gedagten van rampen af te trekken, dan die rampen in zyne gedagten te bestryden. In het laatst geval mogen we onze smart voor anderen verbergen, maar in het eerste vergeeten wy zelven, dat wy ongelukkig zyn. Wy mogen onze kwellingen overwinnen, maar het is zeker, dat wy verscheiden wonden in dien stryd bekomen zullen; en de veiligste wyze om 'er ongeschonden af te raaken, is te vlieden.
|
|