| |
| |
| |
De Denker.
No. 88.
Den 3. September 1764.
[Brief van eenen Edelman aan den Denker Beschryving van de omstandigheeden, waar in hy zich bevindt. Zyne onzekerheid omtrent het Systema der Generatie; maakt hem verlegen of hy eene adelyke Juffer of wel eene Ryke Burger Dogter moet trouwen, om den Adel van zyn nageslagt niet te bevlekken.]
Qui stupet in titulis, & imaginibus.
MEn mag zeggen wat men wil, Heer Denker! de staat van een Edelman is de elendigste van allen in een Republyk! Men ruineert zig om de buitenspoorige lusten der Kooplieden te volgen; geduurig nieuwe equipages, nieuw livery, nieuwe meubilen; geduurig vergrooting van buitenplaatsen, daar is geen einde aan de noodzaakelyke verteering, als men eer zal blyven doen aan zyn blasoen.
De Kooplieden, in tegendeel, bederven zig met Edellieden te willen schynen; al hun pragtige stoet, hunne paleizen, hoven en plaatzen houden altoos iets plats, 't welk na het comptoir smaakt.
| |
| |
Geen recht noch uit de natuur, noch uit hoofde van hunne bezittingen hebbende op het Wild, 't gene zekerlyk alleen voor ons geschapen schynt, moeten zy zig in het Vinkenhuis vermaaken met een soort van Jagt, welke noch lighaams-oeffening, noch edelmoedige sentimenten inboezemt. Wat een verschil, een snellen haas eerst door een getrouwen hond op te stooten, en in zynen loop met een kogel te vellen, of een troep dolle vinken met een streek in het net te lokken, en die arme dieren, van alle verweering ontbloot, wreedaardig de hersens in te drukken! Dit in het voorbygaan. Men gevoelt eerst regt zyn edelen afkomst, als men aan oeffeningen denkt, welke de geboorte passen, en men vergeet zig alsdan ligt, met 'er te veel van te zeggen. Ik had voor, u aan te toonen het ongeluk van onzen staat, in een Land, daar de Koophandel den baas speelt, en door den betoverenden invloed van groote schatten dikmaal ons bloed verbastert.
Myn Grootvader was één der oudste Edellieden van zyn land, doch arm door het getal broeders en zusters, welke zyne ouders hem gegeeven hadden; hy was daarenboven de jongste: zyne manieren gingen gepaart met een welgemaakt en bevallig lighaam; al het welk, gevoegd by den luister zyner geboorte, hem een groot fortuin deedt maaken met eene burger dogter, welke zeer ryk was. Myn vader was de eenigste, die uit dit huwelyk voortsproot; wie zoude niet denken, of ik moeit één der gelukkigsten zyn onder de lieden van mynen rang? Helaas, Denker! ik ben even arm, als of myne grootmoeder eene Freule van de Veluwe geweest was. Myn grootvader gevoelde midden in zyne rykdommen de glorie van zyne afkomst. Een koets met zes paarden, verscheidene buitengoederen, jagthuizen, wursten, equipages, train, alles byeen gevoegd, deeden hem schielyk den bodem zien van zyne geldkist. Hy had verstands genoeg zig nog effen by tyds te retireeren, om niet geheel arm te zyn. Kort daar op weduwenaar geworden zynde, bragt hy mynen vader by den snaphaan op, en liet hem niets leeren als zyn naam te tekenen en ridder- | |
| |
lyke oeffeningen; de Jagt was het eenig amusement. Drie-en-twintig jaaren oud zynde, wierd hy verlieft op eene zeer bevallige Freule, welke admirabel te paard reed, en wel met de snaphaan konde omgaan, altoos gewoon zynde buiten te leeven met haare moeder, die Douariere was van een aanzienlyk geslagt.
Hunne jeud, gezondheid en lighaams-oeffening, gevoegd by eene liefde, welke niet ge-interesseerd was, maakte myne moeder eene der vrugtbaarste vrouwen, en ik had de eer van welhaast de oudste te zyn van vyf zeer gezonde broederen en twee zusters, welke allen my geen de minste hoop laaten om den eenigen erfgenaam te zullen zyn van myne ouders. Alle die Jonkers en Freule's embarrasseeren zeer de huishouding; men heeft geene ressources, gelyk in andere landen, daar de kloosters merkelyke verligting toebrengen aan eene nombreuse familie.
Het meest van allen ben ik verlegen met myne kwartieren; myne grootmoeder brengt alles in de war, zonder dat wy 'er ryker door zyn. Die vlek is zoo groot, dat ik Freule Amelie niet mag ten huwelyk vraagen, schoon 'er wederzydsche genegenheid plaats heeft, om dat haar vader nimmer dulden zal, dat de Freule aan minder dan zestien kwartieren trouwt. Zy is zeer ryk, uitneemend schoon, en zoo wel opgevoed, dat zy zig niet behoeft te schaamen aan de eerste hoven van Europa te verschynen. Onderwylen ben ik in de noodzaakelykheid, om my door een goed huwelyk te établisseeren, en heb voorgenomen den volgenden winter te Amsterdam door te brengen om, was het mogelyk, te gelukken, en een ryk meisje op te snappen.
Doch hier doet zig de grootste zwaarigheid op. Indien ik eene Freule trouwe, brenge ik myne kinderen weder in fatzoen, en ik kan my vlyen, dat myn geslagt na twee generatien voor geen adel van ons land zal behoeven te wyken: dit is mathematisch zeker. Trouwe ik eene burgeres, schoon schatryk, zoo bederve ik myn familie voor vier generatien, zonder zekerheid te hebben, dat myne kleinkinderen van die schatten nog iets over houden zullen. Dit is, derhalven,
| |
| |
onzeker. Myne tegenwoordige omstandigheden evenwel vereischen geld, en daarom moet ik my welhaast, in spyt van myne geboorte, bepaalen tot Amsterdam.
Dus verre nu heb ik u myne omstandigheden voor gelegt: myne bedenkingen, of wel eene moeder, schoon Burgeres het bloed besmet, wil ik u nu voor stellen, om dat myne gedagten hier over zeer lang gewoeld hebben. Dit Poinct schynt my daarenboven van zeer veel gevolg, voor den Adel in het algemeen: alle Rechten immers moeten tot grondregel hebben eene physique waarheid. Indien het nu klaarblykelyk is, dat de menschen uit wormtjes voortkoomen, welke in de lendenen der mannen beslooten zyn, en dat die slegts door de vrouwen worden opgekweekt, tot een zeekeren tyd toe als ze in de wereld geproduceerd worden, zoo schynt het my onder verbetering toe, dat het 'er niet op aankomt of die kweekster, welke men nu moeder noemt, adelyk is of niet? want even zoo weinig zwarigheid als een Edelman maakt, om aan eene table de hôte te eeten, waar van hy zeeker weet, dat de Koks gemeene menschen zyn, en zig durft voeden zonder vrees van besmetting, even zoo weinig behoorde men, in dit geval, de besmetting van de moeder te vreezen.
Dit schynt in het eerst wat singulier, dog als men 'er Natuurkundig overdenkt, vervalt de eerste verwondering; ook vloeit het wettig uit de waarneemingen van eenen Leeuwenhoek, dat myne stelling niet ontbloot is van waarschynelykheid.
Gy verwonderd u, dat een jongman van geboorte, zig de airs geeft van Natuurkunde te bezitten; uwe verbaasdheid zal bedaaren als ik u teffens zegge te Utrecht drie jaaren gestudeerd te hebben. Utrecht is buiten tegenspraak de eenige Academie, daar een fatzoenelyk man kan studeren, al waren 'er geene gerenommeerde Professoren; om dat 'er eene goede Academie is om te paard te ryden, en dat 'er assemblées, priés, partyen, soupees, bals, en concerten zyn, die een jonkheer ruim zoo goed formeren, als de pedantesque Schoolen der Geleerden. Men krygt 'er een usage du monde, en men wordt als gepraepareerd om met fatsoen in den Haag te verschynen.
| |
| |
Te Utrecht zynde heb ik altoos in het oog gehouden, de Medicynse Professoren te hooren op het stuk van de Generatie, niet uit eene kinderagtige nieuwsgierigheid, maar om een poinct van zoo veel gewigt, als ik reets gezegd hebbe, op te helderen.
Ik zag wel haast, dat men het gevoelen der Ouden, als of beide de sexen iets toebragten tot het vormen van de vrucht, verwierp; en dit behaagde my verwonderlyk, om dat het myne afkomst onmiddelyk begunstigde. Hoe gewigtig ook dit onderwerp was, konde ik zomwylen myn lagchen niet laaten, als ik op eene zedige wyze het gevoelen van Hippocrates hoorde omver werpen, ten opzigt van de zekerheid om zoonen of dogteren te gewinnen.
Ik had reets La Venus Physique geleezen van Maupertuis, en de gladde pen van de Buffon over het Menschelyk Geslacht: dog die Heeren zyn te wispeltuurig, en laaten altoos eene twyffeling over, welke nimmer gevonden wordt in het gevoelen van Boerhaave, of liever van Leeuwenhoek en Hartzoeker, want ik wil my aan geene eenzydigheid schuldig maaken, door den eenen boven den anderen de eer van die ontdekking te geeven.
Het blykt zonneklaar uit de waarneemingen van Leeuwenhoek, dat in de lendenen van den vader de kinderen, reets levendig, dog onder de gedaante van wormtjes beslooten leggen; en niet onwaarschynelyk teelen ze onder elkanderen voort, gelyk van sommigen staande gehouden wordt, zoo dat ik eens een Corollarium agter een Dispuut gezien hebbe, houdende dat het niet onmoogelyk was, dat een zoon de grootmoeder geweest was van zyn vader. Het Metaphysique daar van schynt een weinig ongerymd; dog zoo als de Defendens het ontvouwde liet het zig vry wel hooren. Om tot de zaak te koomen, uit dit Systema blykt klaar genoeg, dat het de valeur van Adeldom niet verzwakken kan, of de moeder adelyk is dan niet. Zy voedt slegts den Jonker, als nog in den staat van een worm zynde. Enfin de Professor helderde dit op met Eijeren, met de proeven genoomen uit Harveus, en ik weet niet welke Schryvers, zoo dat ik 'er niet meer aan twyffelde.
| |
| |
Uit deeze stelling volgt, dat men de moederlyke, of liever voedsterlyke blazoenen geheel zoude kunnen agter laaten, en, in plaats van zestien, slegts agt wapens stellen. Dus konde men zeer netjes de Alliantien, die par Convenance gedaan worden, Cacheren; voornaamelyk, als men buiten den Adel gegaan was.
Zedert heb ik geleezen, zeker Boekje uit het Latyn in het Fransch vertaald, voerende tot tytel, La Perfection du Monde &c: waarin de Professer bewyst, dat, vermits een Eikel in zig bevat, niet alleen de Boom, welke daar uit onmiddelyk opgroeit, met alle zyne Takken, Bladen en Zaaden, of Eikels, maar alle de Bomen, Takken, Bladen, en Eikels, welke daar uit zullen voortgroeien, van heden af tot het einde van de Waereld, alzoo ook een enkel Wormtje van een Mensch, volgens Leeuwenhoek, toe de kleinheid gesteld, dat 'er 300,000 zeer ruim in een drop Water konnen zwemmen, alle de Menschen in zig bevat, welke 'er uitgeboren zullen worden, tot het einde der Waereld toe. Hier uit blykt derhalven duidelyk, dat de luister van myn geslacht in een Physique zin, niet kan veranderd, of verminderd worden, al kwamen 'er in die groote tusschenruimte van tyd 100,000 Burgervrouwen successivelyk aan de reets in myne lendenen geslootene Jonkers te trouwen. Dit is zeer klaar, en niets is noodig dan alleen dit Prejugé uit onzen Adel weg te neemen, om het door het Keizerryk aangenomen te doen worden. Want, Item, in Duitschland is men het delicaatst op dit Artikel. De Engeschen het zy door Harveus, of andere Natuurkundigen verlicht, houden het daar voor, dat eene Vrouw den Adel van haar Mans kinderen door die in haaren schoot te voeden, niet kan bezwalken.
Tot hier toe ging alles voor den wind; maar hoe groot was myne ontsteltenis, als ik onlangs uit zeekere waarneemingen van eenen Bonnet, gesterkt met het gezag van Haller, ik meen zelf eenen Edelman, vondt dat het juist anders om gelegen was; naamelyk, dat 'er zulk eene menagerie van Jonkers en Freules, niet in de lendenen van den Vader was: maar dat de Moeder zelve de kinderen, gelyk als de Delvenaar gedroomd hadt, niet als Wormen, maar ge- | |
| |
heel en al gevormt voort bragt, dog zonder leven of beweeging; en dat de Vader aan dien pop, als ik het kind zoo noemen mag, slegts het leven gaf, even als men een kaars aansteekt. By voorbeeld een kaars, zo als die uit den winkel koomt, heeft reeds alle de Lichtstraalen; dog zy zyn duister en zonder beweeging, zo lang ze niet aangestooken wordt. Haller bewyst dit zeer klaar uit de dooir van een hoender Ey; Bonnet gelooft het; wat zullen wy doen? Het geheele plan van het perpetueeren van mynen Adel vervalt hier door, ten weinigsten word ik gefoltert door duizend naare gissingen: dat zoo zynde, is myn Vader geen gebooren Edelman, om dat myne Grootmoeder eene burgeres was. Enfin Heer Denker wat nu? is 'er wel voo veel overeenkomst tusschen een hoender Ey, en de vrucht van een Edelman, als Haller gelooft?
Zeekere Needham heeft ontdekkingen met het Vergrootglas, en met figuren opgehelderd, uitgegeeven; daar gelyken de Wormtjes door Leeuwenhoek beschreeven, wel naar die Slangen, welke de jongens in een doosje geslooten laaten uitspringen, om kleine Meisjes te verschrikken. Ik hoope niet dat de Philosophen ons eindelyk monsters zullen laaten broeden.
Dog ik houde u te lang op; de vraage is, wat moet ik nu gelooven van alle die duistere dingen? is een kind een Worm met een staart, welke, even als de Kikvorschen naa agtien veranderingen ondergaan te hebben, een Jonker of Freule wordt; of een Ey? komt het van den Vader, of Moeder te gelyk, of van de een of andere afzonderlyk? Dit opgeloscht zynde, zal ik terstond myn huwelyk schikken; ik zal een ryk Amsterdammertje trouwen, als Leeuwenhoek, in het gelyk gesteld wordt; en op de Veluwe naar eene Vrouw om zien, wanneer Haller ons het rechte ontdekt heeft. Help my schielyk uit deeze verlegenheid, want myne omstandigheden zyn zoo, dat ik haast trouwen moet.
Ik ben enz.
| |
| |
***
Ik bedank mynen geëerden Correspondent grootelyks voor zyne geestige Satyre tegen die Edellieden, welke het hoofd gestadig vol hebbende van hunne wapens en geboorte, geene andere verdiensten dan hunne kwartieren toonen, en schandelyk verwaarloozen dien luister op te houden, waar toe de loffelyke yver hunner voorouderen hen poogde te verheffen, doch welken zy zich door hun vuig gedrag omwaardig maaken. Deze zyn baarblykelyk de belagchelyke voorwerpen, welken myn Correspondent, onder anderen, met rede bespot; maar gelyk men zyn oogmerk ligtelyk verkeerd zoude kunnen opvatten, en waanen, dat hy den erfelyken Adel in het algemeent zoekt ten toon te stellen, zal ik in een volgend Vertoog deswegen eenige nadere aanmerkingen voordraagen, en tegen zo veele gewaande Wysgeeren aan, zoeken te toonen, ‘dat 'er niets bespottelyks in is, en zelfs het belang der Maatschappy vereischt, dat wy den Adeldom van onze ouderen en voorouderen overerven.’
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage E. Boucquet en Comp., Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek Zylstra en Groningen J. Crebas.
|
|