| |
| |
| |
De Denker.
No 80.
Den 9. July 1764.
[Over het Nut der Muzyk. Aanpryzing van dezelve in de Opvoeding van Kinderen.]
The Man that has no Musick in himself,
And is not moved with concord of sweet sounds,
Is fit for treasons, stratagems and spoils;
The motions of his spirits are as dull as night,
And his affections dark as Erebus.
[Medegedeeld.]
DE Zang- en Speelkonst is een zo ryke bron van edel vergenoegen; derzelver streelend vermaak wordt zo algemeen erkend, dat het nodeloos is iets ter aanpryzing deezer beminnenswaardige Konst te zeggen. Zy, die door natuurlyke gevoelloosheid, gebrek van musikaal gehoor, of bekrompen vooroordeelen onvatbaar of afkeerig zyn van deeze geneugte, zyn onbevoegd in dit stuk te oordeelen. Zullen alle leevende schepzelen het verkwikkend licht der zonne moeten ontkennen, om dat de tot duisternis veroordeelden Mol haaren glans niet verdraagen kan?
Ik zal voor tegenwoordig het nut der Muzyk slegts van ééne zyde betrachten; in zo verre, namelyk, als dezelve een gedeelte eener goede opvoeding, en eene der beste en aangenaamste tydkortingen in eenzaame uuren is.
In 't algemeen behooren de fraaije Konsten en Weetenschappen by alle goede opvoeding ten
| |
| |
grondslag gelegd te worden. Zy zyn het, die onze denkbeelden en aandoeningen zuiveren, fyner maaken en veredelen, der ziele eene levendigheid, en aan alle onze gedagten en handelingen eene aanminlykheid, sieraad en lossigheid mededeelen, die men op geene andere wyze verkrygen kan. Hy, die, met verwaarloozing deezer, zich alleen der verhevener Weetenschappen bevlytigd heeft, gelykt een Gebouw, wel regelmatig en duurzaam, doch alleen in 't ruuw opgetrokken, waar aan Pleisteraar, Schilder of Beeldhouwer, noch eenig ander Konstenaar tot sieraad of bevalligheid de hand gelegd heeft, en het welk nergens in uitsteekt boven de naakte wanden van een Gevangenhuis of Magazyn.
De Grieken, die de Konst om kinderen op te voeden en tot groote mannen te vormen, meer dan eenig volk verstonden, maakten den aanvang met de fraaije Konsten. Zy oeffenden ze allen; edoch de Muzyk hadt den voorrang. Zo noodzaakelyk een deel hunner opvoeding was deeze, dat geen Muzyk te verstaan, en niet te kunnen leezen, voor even schandelyk gehouden werdt. En in waarheid, men moet een smaak van allen bezitten, om de bovengemelde voordeelen te erlangen, of zelfs in een eenige tot een grooten trap van volmaaktheid te geraaken. Zo naa zyn zy aan malkanderen verbonden, dat zy niet zonder nadeel kunnen gescheiden worden. Zy bieden elkanderen de hand; en kennis en inzigt in de ééne verligt, vermeêrt en sterkt onze inzigt in de overigen.
Een Dichter zonder kennis en smaak in de Schilderkonst zal meestal grove gebreeken in zyn werk laaten, dikwils 't regte spoor missen, en aan zyn oogmerk te kort doen; immers niet alle die volmaaktheeden bereiken, waar toe hy anders zoude
| |
| |
geschikt zyn. Een Schilder, onbedreeven in de Werken der Dichtkonst en haare regelen, zal byna altoos een gemeen Konstenaar blyven; althans, hoe groot ook zyn natuurlyke genie zy, nimmer zo voortreffelyk en vry van gebreeken in zyne compositie, nimmer zo treffend, sterk en schoon in zyne expressie, noch zo geleerd in 't costume zyn, als hy, die, met een even groote genie, deeze kundigheeden vooruit heeft. Een Toonkundige, die zich nimmer op de Dichtkonst, en zelfs eenige deelen der Welspreekenheid toegelegd heeft, kan nooit zyne konst tot die volmaaktheid brengen, als hy, die, by even groote genie en kundigheid in de geheimen der Toonkonst, tevens deeze weetenschap voegt. Dit alles, hoewel in minderen trap, strekt zich uit tot allen, die deeze Konsten niet als hunne hoofdzaak oeffenen.
Zo het nu nodig en nuttig zy, in geene deezer Konsten geheel onbedreeven te zyn, waarom dan zou men niet zo vroeg met dezelve een aanvang maaken, als maar immers mogelyk is? De kindsche jaaren hebben tot dat einde zekere geschiktheeden, boven anderen, die, eens verlooren zynde, voor altoos verlooren zyn. De weetgierigheid der jeugd, haare rusteloosheid, de gauwheid, waar meê kinderen alles vatten, wat op de zinnen werkt, de buigzaamheid hunner ziele, de vaardigheid des lighaams, de leenigheid hunner vingeren en handen, zyn voordeelen, van welken men zich bedienen moet, om de volgende jaaren met grooter nut tot andere dingen te kunnen aanwenden.
Naar maate de vermogens van den geest beginnen door te breeken, en zich allengs meer en meer te ontwikkelen, dient derzelver werking tot de beste voorwerpen geschikt en geleid te worden. Elk erkent, dat men het lighaam, van de tederste
| |
| |
kindsheid af aan, tot eene vrye, ongedwongene, natuurlyke en bevallige beweeging en houding diene te gewennen, voor dat verkeerde gewoonte en aanwenzel plaats grype. Met dat inzigt laat men de jeugd in tyds het danssen leeren. Zoude men voor den geest minder zorge draagen? daar deeze door onderwys in de fraaije Konsten en Weetenschappen meer gewint, dan het lighaam door het danssen. Zy fatsoeneeren, zy vormen denzelven niet alleen, maar verschaffen hem ook te gelyk voedzel.
Men werpe my hier niet tegen, dat men op deeze wyze den kinderen meer vergt, dan hunne zwakke kragten veelen. Men komt dit voor, indien men hun geduurige verandering van beezigheid verschaft; geene aanhoudende poging van hunnen geest omtrent een eenige deezer Konsten, veel min omtrent de ernstigere Weetenschappen, die voor rypere jaaren geschikt zyn, vordert; en hun de nodige lighaamsbeweeging, en den slaap naar hunne eigene begeerte, toestaat.
Kinderen zyn werkzaamer dan Volwassenen. Zy willen altyd beezigheid hebben. Wendt men deeze drift niet tot nuttige dingen, zy slaat over tot het onnutte. Zekere nuttelyke werkzaamheeden vallen hun even zo ligt en aangenaam, als hunne gewoone spelen. Zy leeren even zo gemakkelyk ligte en fraaije versjes, als een zouteloos veragtelyk straatdeuntje. Zy hooren even zo gaarn eene aangenaame fabel in rym of onrym, als eene wonderbaare hexen- of spooken-historie hunner oppassers. Zy laaten zich even zo gaarn in 't zingen en speelen onderwyzen, als zy kaarten-huisjes bouwen; en hun smaak kan even zo ligt tot het fraaije en regelmatige gevormd, als door het slegte bedorven worden.
Voorbeelden bewyzen in dingen van deezen
| |
| |
aart best. Zal men my gelooven, als ik verzekere, kinderen van zeven jaaren gezien te hebben, die voor veele schoonheeden een's Gedigts reeds vatbaar waren? Men ontmoet op de Schilder-Akademie te Parys knaapen van elf en twaalf jaaren, die reeds voortreffelyk tekenen, en de fraayheeden en gebreeken in vreemde tekeningen zo vaardig bemerken, als bekwaame Schilders, die reeds boven de twintig jaaren zyn. Wat byna ongelooflyke vorderingen zelfs de vroegere jeugd in de Muzyk kan maaken, bewyzen verscheiden voorbeelden, dien we nog onlangs hier te lande gehad hebben.
Met de Muzyk kan men ongetwyffeld gevoeglykst een begin maaken, en het onderwys in de Tekenkonst nog eenige jaaren uitstellen. Het geluid eens speeltuigs wekt de kinderen op. De zang, de spraak der vreugd en vrolykheid, is hunnen jaaren natuurlyk eigen, en het gehoor veel vroeger bekwaam een halven toon te onderscheiden, dan het oog de meerdere of mindere buiging eener kromme linie kan bemerken; terwyl tevens de hand minder stevigheid en vastigheid nodig heeft, om een bepaalde toets op het klavier te treffen, dan den omtrek eens lighaams, waar in het op de fynte van een hair aankomt, juist en naauwkeurig te trekken. Ook vordert het tekenen langer aanhoudende vlyt, en beloont den Oeffenaar niet zo haaft met zo veel genoegen als de Muzyk. De onbestendigheid der jeugd daartegen mint verandering, die zelfs voor ryperen ouderdom eene verkwikking is, en dikwils in plaats van uitrusten dient.
Vermits nu de kinderen veelal onrustig en hevig in hunne hartstogten zyn, zo moet deeze leevendigheid zeer zorgvuldig tot onschadelyke en edele voor- | |
| |
werpen bestierd worden. In dit opzigt weet ik niets, dat der Muzyk diene voorgetrokken te worden. Wanneer het nodig wordt, zig tegen hunne neigingen aan te kanten, zal men veel minder tegenstribbeling ontmoeten, zo zy hun verdriet, wegens eene begeerte, die ze niet voldoen kunnen, door de Muzyk weeten te verdryven. De ondervinding leerd, dat tegen hevige gemoeds aandoeningen geen beter middel is, dan onze gedagten van 't voorwerp onzer onrust af te trekken. Hier toe is dikwils de kragtigste aandrang der reden by onvolwassenen onbekwaam: hoe veel meer by kinderen? Hartstogten worden op de veiligste wyze door aangenaame aandoeningen van een anderen aart gestild; en onder deeze komt der Muzyk de eerste plaats toe.
By kinderen van eenen loggen inborst, heeft deeze Konst noch een ander en gewigtig nut, het welk hier niet vergeeten dient. Men behoort in 't algemeen geen middel onbezogt te laaten, om dezulken uit hunne slaperigheid te wekken: hunne ziel moet van alle kanten aangetast worden, om te vinden waar zy het meeste gevoel heeft, en dezelve vervolgens van dien kant in beweeging te brengen. Tot dat oogmerk kan men inzonderheid met de Muzyk de proeve aanstellen, en ik ben verzekerd, dat zy by de weinigsten mislukken zal. Byna alle menschen stemmen daar in overeen, dat de Muzyk het onfeilbaarste hulpmiddel is, tegen het verdrietig verveelen van den tyd.
Daar zyn oogenblikken, in welken alles ons zo onverschillig is, dat men niet eigenlyk zeggen kan in zulke oogenblikken te leeven: althans geen ander gevoel van zyn bestaan heeft, dan de gewaarwording van zeeker verdriet. Deeze gesteldheid doorgaans spruitende uit mangel van verandering
| |
| |
in de ziel, kan niet gemaklyker, dan door de Muzyk, verdreeven worden.
Boven al moest men zorge draagen, door vroegtydig onderwys in deeze lievenswaardige Konst, die helft des menschelyken geslagts in staat te stellen haare leedige en eenzaame uuren, door een zo verrukkelyk genoegen, aangenaam te maaken, welke door zedigheid en welvoeglykheid weerhouden wordt aan veele andere uitspanningen deel te neemen, in welken wy ons toegeeven. By gebrek eener zo edele verlustiging, neemen zy dikwils haaren toevlugt tot andere, die juist niet altyd voor haar eigen geest, hart en geluk, nog voor het welzyn van man en kinderen de dienstigsten zyn. Zou de Sexe 'er iets by verliezen, zo zy de Kaart met het Klavier verruilde?
De Muzyk kan, behalven 't reeds gemelde, tot verscheiden andere gewigtige oogmerken gebruikt worden.
De eerste Wetgeevers der oude Volken gaven hunne Wetten en Instellingen in Vaersen, die gezongen werden, om ze den Volke gemakkelyker in te prenten, en in 't geheugen leevendiger bewaard te worden.
In laatere tyden heeft men opgemerkt, dat de Geestelyke Gezangen voor twee honderd jaaren veel toegebragt hebben, om de kennis van den Godsdienst onder 't volk te verbreiden, en de Kerkhervorming te bevorderen. Zou het niet mogelyk zyn, kinderen langs deezen weg de nodigste en nuttigste waarheden van de Zede-leer, en zelfs van den Godsdienst in te drukken? Zou men ze niet, door keurige en zielroerende Gezangen, op de Wonderen des Allerhoogsten in de Natuur opmerkzaam maaken; hun de bereidwilligheid en verhevenheid der deugd, en het genoegen der
| |
| |
deugdzaamen inscherpen; hunne harten tot het geen lievenswaardig, groot en goed is ontvonken kunnen? Is het niet eene onwederspreekelyke waarheid, dat geene kennis werkzaamer in de ziele is, dan die met aangenaame en verrukkelyke aandoeningen verzeld, tot dezelve indringt?
Ik wenschte, dat 'er tot dit oogmerk eene verzameling voorhanden ware, die men den kinderen zonder bedenken in de handen konde geeven. De stukken, daar in vervat, moesten met veele omzigtigheid gekoren worden, zo wel met opzigt tot de Poësie, als Muzyk. De Zang-stukken moesten ligt en fraai zyn, en niets het geringste in zig hebben, onbestaanbaar met de grootste zuiverheid van Zeden. De Muzyk moest insgelyks ligt, zingbaar, natuurlyk, overeenstemmend met den inhoud der Dichtstukken zyn.
Ik heb my te lang opgehouden by het nut der Muzyk voor de kinderen, om voor tegenwoordig op derzelver geschiktheid, om onzen aandagt in eenzaame uuren te bevorderen, stil te staan. De zaak zelve behoeft ook, myns oordeels, geen bewys. Ik beroep my alleen op de ondervinding derzulken, die tot aandagt niet onbekwaam, en voor de aandoenlyke en zielverrukkende spraak der Muzyk vatbaar zyn. Het is vergeefs anderen te willen overtuigen van het geen men moet kunnen voelen. Zy, die zig zouden kunnen verbeelden, dat ik hier mede aan de kragt en waardigheid van den Godsdienst te kort doe, moeten reeds bewust zyn, wat ik hun uit de Gewyde Bladeren zelven zoude kunnen antwoorden, zo al dit ongegrond begrip door geene andere bondige bewysredenen te wederleggen ware.
|
|