| |
| |
| |
De Denker.
No. 97.
Den 5. November 1764.
[Voorslag aan den Denker, om den Geest door het gebruik van zekere spyzen te Verbeteren. Proeven over den invloed van het Voedzel op het Vernuft.]
Myn Heer de DENKER!
GEwaar wordende, dat zo veelen zig onderwonden, om u hunne grillen toe te zenden, verbeeldde ik my niet minder, dan iemand van die geestige lieden, in staat te zyn, om u dienst te konnen doen in het vermaaken van uwe Lezeren met byzondere aartige gedagten, het voornaamste doelwit van dit vliegend papier. Doch te werk willende gaan, ontmoette ik duizenden zwaarigheden, welke ik met het bloot vermogen van myne ziel niet konde overwinnen. Ik begon, derhalven, eerst eene algemeene beschouwing te maaken over het verstand en den geest van verschillende volkeren. My dagt, ik agterhaalde zeer net de oorzaak van het verschil der Natiën, en ik deed zelf eenige proeven met eenen gewenschten uitslag. Het zyn deeze, welke ik my verstoute u voor oogen te leggen; my vlyende, dat wy Hollanders, die van de Franschen voor plomperts, en van de Engelschen voor elendige dom-ooren gehouden worden, met het veranderen van onze spyzen de geestigste menschen konnen worden van den Aardkloot.
| |
| |
Het komt 'er voornaamelyk op aan, of wy verstand hebben, dat is, of wy genoegzaame denkbeelden hebben van de zaaken, welken in de werreld voorkomen; ten anderen, of wy die denkbeelden zelven vormen moeten, dan wel of wy ze van buiten aankrygen; en eindelyk, of geest iets byzonders en afgescheiden is van de ziel, en hoe deez' geboren en vermeerderd wordt?
Misschien twyffelt niemand, of verstand is die bekwaamheid van de ziel, door welke zy, de verkregene denkbeelden met elkanderen vergelykende, besluit tot de waarheid of andere mogelyke overeenkomsten derzelven. Dit, meene ik, is het gene teffens oordeel genoemd wordt. Alle menschen hebben dit oordeel; en indien het al waar zy, dat de een of ander schielyker de waarheid of betrekking dier denkbeelden bezeffe, zo zal dit afhangen niet van de ziel zelve, als oordeelende, maar van meerder of minder denkbeelden te bezitten, of wel van dezelven oppervlakkig of diepzinnig te beschouwen. Het is derhalven zeker, dat een gemeene Boer, een Dorps Voorzanger, Schoolmeester, Dominé en Professor net even veel oordeel en verstand hebben. Yder oordeelt best over zyne eigene zaaken, om dat hy daar van de behoorlyke veelheid van denkbeelden heeft, en redeneert zeer slegt over die van eenen anderen, om dat hy 'er in het geheel niets van weet, of 'er te wild over heen loopt.
Gy zult tegenwerpen, dat men, vermits alle denkbeelden ingeschaapen zyn, d'een met den anderen precys even veel verstands heeft; doch dit zullen de navolgers van Locke inzonderheid u niet toestemmen. Deeze stoffe is ook voor my wat te duister: ik geloove liever, dat wy een ingeschaapen denkbeeld hebben van goed en kwaad, of wel, dat een mensch, goed doende, eene overtuiging in zig zelven heeft van wel gedaan, ten minsten van niet iets kwaads gedaan te hebben; hy is daar over wonderlyk wel te vrede, in zyn schik, vergenoegd en vrolyk; daar hy, in tegendeel, droefgeestig en rood wordende, van menschen wegvliedt, als hy eene euveldaad bedreeven heeft. Dit geweeten van goed en kwaad ontdekt men reeds in de kinderen, eer zy spreeken konnen; zo dat 'er niet aan te twyffelen is, of wy komen met die eigenschap in de werreld, en in zo verre is dit denkbeeld ingeschaapen. Maar om te stellen, dat een Boer met de denkbeelden van de beste wyze van zyn land te ploegen, te bezaaijen en te bemesten, een Schoolmeester met alle de regels van Bartjens Cyfferkonst, of een Professor met Barbara Celarent &c. in de werreld komt, is misschien zo byster klaar niet; ook heldert het de zaak niet op, als wy zeggen,
| |
| |
de denkbeelden zyn 'er wel, maar zy moeten opgewekt worden door bykomende of toevallende gelegenheden, even als verscheidene zaaden op geduurige omroeringen van den grond opkomen, welke verborgen gebleeven zouden hebben, waren ze niet aan de lucht en zonne blootgesteld geworden. Doch ik stappe hier van af, om dat myn oogmerk is om opzettelyk te handelen van Geest, Geestigheid en Schranderheid; welke verrukkelyke talenten de oudste Wysgeeren nooit van de ziel, maar van zekeren Daemon of Spiritus Familiaris afgeleid hebben. Deeze werkte zo wel als de ziel op ons lighaam, en sprak zelf de ziel nu en dan eens aan, en redde haar dikwerf uit verscheidene netelige omstandigheden.
De Poëeten, een kluchtig soort van volk, wilden liefst niet met die geesten te doen hebben, maar verzogten den bystand en ingeevinge van byzondere Goden of van de Zanggodinnen; ook ziet men nog dagelyks, dat onze Poëeten en Poëetessen zig schryelings op het gevleugeld paard zetten, om gezwind naar eene of andere zangnymph te draaven en haare geestige inblaazingen te besolliciteeren. Die vriendinnen verkiezen al meest 's nagts, of aan den slaapenden hier of daar onder een boom, by dag, incognito te verschynen; en aan deeze zedige visites zyn wy alle die duizenden aartige droomen verschuldigt, welke veeltyds alleen het geestige uitmaaken van allerley versen. Evenwel is de Lezer zelden zo beleefd, van blindelings te gelooven, dat 'er zo iets plaats gehad heeft, zo dat de meeste aardigheid vaak verlooren is, eer men 'er aan toe komt. Het slot van deeze opmerking is vry klaar, naamelyk dat 'er noch zulke Godinnen, noch zulke Geesten zyn; maar dat een mensch iets geestigs zullende voortbrengen, reeds die geestige denkbeelden in zig moet gehad hebben, en dat geest te bezitten, slegts is eene bekwaamheid te hebben om alle de bekende denkbeelden schielyk te konnen byeen roepen, in order schikken, en op zynen tyd voortbrengen.
Deeze hoedanigheid, hoe zeer dezelve ook schynt te moeten afhangen van de ziel, behoort evenwel waarschynlykst aan het lighaam, en dit wordt vry algemeen van alle menschen toegestaan. Niet dat het lighaam als een werkend wezen moet aangemerkt worden, maar alleenlyk als een vereenigd wezen met de ziel, van welker goede gesteltenis deeze bekwaamheid of geestigheid afhangt.
Ten voorbeeld. Een geestig man een goed glas wyn drinkende, wordt zeer levendig van verbeelding, en vermaakt het gezelschap met veele aartigheden: te veel wyn gedron- | |
| |
ken hebbende, wordt hy, niettegenstaande de ziel de zelfde blyft, zo vadzig als een ledige zak. Maankoppen, Opium, en al wat slaap verwekt, maakt zynen geest stomp. Mooy weder, in tegendeel, eene frisse lucht, en dergelyke omstandigheden vermeerderen het geestige gestel. Het lighaam door ouderdom afgesleeten zynde, verdwynt al het geestige, 't gene te voren zo inneemend was en uitmuntte, daar het te meerder moest schitteren indien het van de ziel afhing.
Gelyk nu het drinken van wyn, genever en andere liqueurs medewerkt, of verdooft, zo doet ook het eeten; en al wat tot voedzel dient, of den loop van het bloed en levensgeesten maatig aanzet, heldert, als het ware, de denkbeelden op.
Dit eens wel begreepen zynde, zo is niets gemakkelyker, dan het geheel geheim der geestigheid van alle volkeren des aardbodems te ontvouwen: en, met nog een cirkel of twee om de Globe te trekken langs den Zodiak, waar op men de verschillende spyzen en dranken aanhaalde, welke van hun gebruikt worden, zoude men te gelyk met de uuren, en het licht der zonne te bepaalen van eene gegeeven natie, teffens konnen vinden, hoe veel geest zy hadt.
Tot een proef zullen wy stellen een Franschman, Engelschman, Hollander en Duitscher. De eerste eet meest droog en wel gezouten brood, uijen, chalotten, enz. en drinkt wyn toe. De tweede zwaar rundvleesch, pudding. en gebruikt wel gegist bier, of punch tot drank. De Hollander eet veel gort, boonen, erweten, en drinkt zwaar bier en braaf genever. De Duitscher spek, gerookt vleesch, stokvisch, zwaar bier. Hier van een schaal gemaakt, en de veelheid van geest 'er agter gezet, en tot graaden gerekent, zo kon men, even als op een Barometer de maat van geestigheid zien.
By voorbeeld, een Franschman's geheele geest gerekend op 20 graaden, een Hollander's op 10, een Engelschman's op 15, en een Duitscher's op 5; zo moet een Franschman, in ons land gort eetende en slappe koffy drinkende, zynen geest verminderen en brengen op 10, misschien onder 5; en een Hollander, in tegendeel, zoude met uijen, chalotten, wyn en punch zynen geest konnen brengen tot 30, indien niet tot 45 graaden; waar uit de mogelykheid volgt, dat een zeker Individuum, schoon uit eene plompe natie geboren, behoorlyk gespyzigd wordende, een phenix kan worden. Ik schryve het daar aan toe, dat 'er nu te Amsterdam zo veel geestiger lieden zyn dan te voren, toen, gelyk nog op het Stadhuis gezien kan worden, onze voorouders met hunne boersche en verbrandde tronien slegts een ham of
| |
| |
gemest hoen aaten, en nimmer wyn proefden, als op een bruiloft, verjaardag of kraam-maaltyd.
Indien gy nu in yder land dergelyke onderdeelen maakte, zoudt gy klaar zien, waarom de Boeren minder geestig zyn, dan de Steelieden, en zoo voorts over alle de Provintien, waarom een Zeeuw van een Geldersman, of Noordhollander verschilt, enz. Misschien was het niet onmoogelyk, eene groote harmonie onder de inwoonders der verschillende Provintien te brengen, door een algemeen Plakaat op de spyzen; doch liefst mengde ik my niet met politique beschouwingen.
De Grieken hebben lang oplettend geweest in de Natuurkundige opvoeding van hunne kinderen; en niet tegenstaande de Haarlemsche Maatschappye vry veele nuttige aanmerkingen hier omtrent gegeeven heeft, zo ontbreekt 'er, het zy met oorlof van zo veele uitmuntende mannen gezegd, eene genoegzaame uitbreiding over den invloed der spyzen op onzen geest. Ook schynen de beide Schryvers over dit onderwerp de keurslyven te onrecht te verwerpen, daar het uit de taille van AEsopus, Scarron, Pope en andere groote Poëeten blykt, dat, als de geest door de slingering van de ruggraat belet wordt, zig naar beneden te verspreiden, dezelve in het hoofd sterker werkt, en meer uitblinkt. Maar myn oogmerk is niet tegen dit roemruchtig Corps te schryven. Ik keere dan te rug.
De Boeren, welke wy niet geestiger willen hebben, konnen dan zo veel gort, en boonen eeten, als het hem behaagt, maar een enkele Steêman, en dezulken, die tot Poëten, Vertoogschryvers, en Uitleggers van Grieksche en Latynsche boeken geschikt waren, mogt men wel met een goed diëet tot 10 brengen, al was het tot 25 of 30. Misschien wordt de tafel in het Staten-Collegie te Leiden, en de publyke beurzen op de andere Academien van ons Land, wat te veel met gort, erweten, en boonen voorzien, om de Studenten in het geestige van dienst te konnen zyn. Hoewel aan den anderen kant een goed stroef en massyf verstand in studien van hooge wysheid misschien beter voegt. Doch, dit zoude men aan de byzondere Faculteiten behooren over te laaten, als best wetende, hoe veel geest tot yder, zo het 'er al in vereischt wierdt, noodig was.
Myn plan is wat boven myn vermoogen uitgebreidt; ik laat de toepassing aan anderen over, en gaa U verslag doen van myne Proefneemingen.
Ik begon den 1 May 1764. en at eenige dagen lang niet als gort, en wat huspot; ik wierd zeer dodderig en opgeblaazen, ik stelde iets op, doch het kwam my zo gemeen voor, als ik
| |
| |
op eenen anderen dag het over las, naa gestoofde groentens, en een geurige fricandeau van kalfsvleesch gegeeten te hebben, dat ik het aan stukken scheurde.
Ik wierd in July op een middag vergast op boonen met gebraaden spek, en dronk een goed glas 16 gl. bier toe; het is onbeschryvelyk, hoe plomp een nieuw opstel my toescheen, na op eenen anderen dag niets als een weinig gestoofde porcelein en watersnippen gegeeten te hebben, met een goed glas bourgonje wyn.
Ook bemerkte ik telkens, als ik ragouts, of patés gegeeten hadde met Chalotten, Champignions en uijen, dat ik meer lachte dan gewoonelyk: myne denkbeelden hadden, in zulk een geval, een veel geestiger zwier: had ik 'er een goed glas Champagne op toe genoomen, en was dan begonnen op te stellen, waarschynelyk was 'er nimmer iets aartigers in het licht gekomen.
Met zekerheid kan ik zeggen, nooit geschiktheid gevoeld te hebben als ik ham, roasted beaf, of pudding gegeeten hadde: hoewel een goede bowl punch my ongemeen veel deed opstellen; doch dan liep 'er wel eens een vloek of scheldwoord onder, even gelyk 'er te veel van liefde inkwam, als ik Bourgonje gedronken, en op zyn Fransch gegeeten hadde.
Misschien oordeelt gy, Heer Denker! dat ik de zaaken een weinig uit zyn verband haalen; doch het is eene waarheid, dat ik Miltons Verlooren Paradys niet leezen konde, als ik door den Kok op de Garnaalen-markt bekookt was; het scheen my dan zo wild en onzinnig toe, dat ik het boek zomtyds tegen den grond gooide. Als ik integendeel 'er een fles Bourgonje opzette, vond ik de Pucelle van Voltaire een volmaakt schoon en zedig boek, en zyn Essay sur la Tolerance in het geheel niet buitenspoorig.
Wanneer ik, na een dag of vier niet als gort en boonen, en 's avonds dop-erweten gegeten te hebben, den braaven Cats las, kan ik u niet genoeg uitdrukken, Heer Denker! hoe admirabel my die beroemde rymelaar dan voorkwam.
Zedert heb ik onder de oude boeken van mynen Zaaligen Vader eenen Franschen Schryver gevonden, ik vreeze eenen Materialist, want hy beweerde, dat onze denkbeelden zeer veel volatil zout in zig hadden, en dat daarom alle de zogenaamde sterkriekende Drogeryen bekwaam waren, om ons geestig te maaken. Ik heb 'er mynen Doctor over gevraagd; doch die zweert 'er op, dat men twee deelen Muskus, en een deel Camser onder één moet mengen, en 'er 's avonds agt grein van inneemen, om een goed Vertoog in den Denker, te leveren, een Roman gelukkig te schryven, eene Comedie uit het
| |
| |
Fransch in zwierig Nederduitsch over te brengen, of om eene cierlyke Oratie te maaken.
Hy raadde my, ik zoude de Proeven leezen van Sanctorius en Keill; ik deed het op zynen raad; en ik houde my verzeekerd, indien men eens aan eene of andere Maatschappye der Weetenschappen voorsloeg, om op den voet van die groote mannen aantekeningen te houden van ons eeten, en de gedagten, welke 'er op gevolgd waren, dat men met 'er tyd iets zeer nuttigs der geleerde werreld zoude konnen mededeelen. Misschien zoude men lange jaaren wagten, eer men 'er vrugten van zag: dog dat is geene tegenwerping. Lange jaaren, immers, heeft men de hoogte en laagte van den Barometer in verscheidene deelen van Europa aangeteekend, zonder schynbaar voordeel, en evenwel hoopt men op een zeer groot nut. Onlangs, ten minsten, na alvoorens alle de Acta van Petersburg, Haarlem, Edimburg en Bern nagezien te hebben, of het, met de wind Z.O. de Barometer op 29 1/2 graad. Rhynlandsch, en de Thermometer op 63 2/3 Fahrenheits, in de Hondsdagen ergens in Europa geregend hadde, en na wel betrokken lucht, dog geen regen ontdekt te hebben reed ik, in weêrwil van Jan de koetzier, met een open wagen, zonder jas of mantel, naar het Geyn. Jan lette alleen op de buijen, welke in het Z.W. hongen, dog ontgaf het, om dat hy wist dat ik wyzer was; en evenwel was ik naauwlyks by de Bylemer Meer, of ik wierd tot op myn hembd nat. Ik zeg dit niet tot vermindering van die keurige Observatien; maar alleen, dat het derhalven redelyk is, om meer dan 50 jaaren voort te gaan met de Psychometrische Waarneemingen, eer men het nut buiten eenige hoop stelte.
Met zeer veel vlyt heb ik van gelyken den rook van Tabak onderzogt. De Geestelyken maaken 'er veel werk van, om dat hy in het algemeen veel vuur geeft aan eene predikaatsie. Zommige Grooten hebben wel eer geoordeelt, dat hy den geest tot ketterye vervoerde, gelyk Amurath de IV. Turksch Keizer, de Czaar van Muscovien en de Koning van Persien, te gelyker tyd oordeelden, verbiedende het gebruik van Tabak aan hunne onderdaanen op levens straffe, of den neus afgesneeden te worden. Jacob Stuart, Koning van Engeland, was zo verbolgen tegens den Tabak, dat hy het zyner Majesteit niet onwaardig oordeelde, 'er een boek tegen te schryven. De heilige yver van Paus Urbanus de VIII. deedt hem als een getrouw Herder, zyne schapen in den ban doen, wanneer zy Tabak gebruikten. Indien men eenen grooten Kruidkundigen zal gelooven, geeft de Tabak eenige bedwelmdheid aan het verstand. Simon Paulli bekent evenwel, dat de koop- | |
| |
lieden dit gebrek overwinnen, en 'er eene vlugge kracht aan geeven, door het op zeekere plaats te hangen. Ik zal liever van zyne woorden gebruik maaken: Les Marchands, zegt hy, mettent le tabac dans les retraits oû latrines, afin qu'étant chargé du sel volatil des excremens, il en devienne plus propre à relever l'esprit. Dit bewyst zeer veel, om dat hy natuurlyk tot het gevoelen van Urbanus overhelde; evenwel geloof ik, dat men dit verstaan moet van Snuiftabak.
Ik kan nogthans niet zeggen juist vlugger gedagt te hebben als ik rookte; maar wel, dat het my versterkte, wanneer ik door te veel leezen afgesloofd was. Het opsnuiven van Son, of Schotsche Snuif, verkwikte my oogenblikkelyk; ook is het waarschynelyk, dat die op Paulli's wyze toebereid wordt.
Zeker Doctor Willis beweert, dat de Tabak, gerookt, gekaauwd, of gesnooven, zeer goed is in de Armeën, om dat hy den Soldaaten moed geeft, en de geledene ongemakken doet vergeeten. Dit zo zynde, paste het snuiven of rooken best aan eenen Heldendichter, en geenzints aan eenen Geestelyken, om dat het de zagtmoedigheid moest wegneemen; 't gene men evenwel niet gewaar wordt, ofschoon byna alle onze Predikanten rooken.
Dit is nu, gelyk gy ziet, Heer Denker, een wild bestek; myn verzoek is, dat gy de goedheid wilt hebben om de Geneesheeren aan te zetten, om eene precyze lyst op te geeven van de graaden van volatilisatie der Kruiden en andere spyzen, en een dagwyzer van waarneemingen, om met 'er tyd te dienen voor ouders, om, schoon alleen door het physique, evenwel het metaphysique hunner kinderen te regelen.
Ik ben, enz.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage E. Boucquet en Comp., Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek Zylstra en Groningen J. Crebas.
|
|