Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave [Voorzang] Vreugde en Leed Aan Moeder Levensstadiën Danslied Een Traan Geeraard Dou Sterven Een novemberdichtje. Betrachting Boomenspraak Vrouwenheil Vrouwentrots Kwezelkens Heil Aan een Geleerde Volkenstrijd Eindlijk Kloosterleven Eene eerste Mis Droomen Maart Het Kamerkijn van Juffrouw Begijn Des Dichters Roeping Aan eene Kloosterlinge Het Dichterhart Kennis Moed Kracht in Smart Levenstaak Aan Antwerpens Goeden Engel Juffrouw Constance Teichmann. Aan den Vlaamschen Meester Peter Benoit voor de verheffing zijner Muziekschool tot Koninklijk Conservatorium Prins Albrecht na de Ledegancksfeesten te Eecloo Mijn Vaderland Droeve Gepeinzen Het Kruisbeeld De Berkelaar Elk zijn Pop Zwijgen Ontrouw De Spinsters Het Gemoed der vrouw Weduwtranen De Taal des Harten Het Slot Limburg Voorzang. De Rijn Nachtegalenzang Uit ‘Godelieve’ Bertholfs Liefde De Schoonmoeder De bekeering van Bertholf Heer van Ghistel Naklank op ‘Godelieve’ Vergankelijkheid De Zon Kwezelkens Wijsheid Een refereintje.