Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] De Taal des Harten Er is een taal, in Noord en Zuid, In Oost en West verstaan, Die alle spraak en stemgeluid Ten trouwen dienste staan. Geen taal, hoe klaar en diep van zin, Die hij deze eene 't haal', Geen, die in rijkdom overwinn' Des harten schoone taal! Waar soms de mond onmachtig zwijgt, Het zwakke woord versterft, Vergeefs 't gevoel naar de uiting hijgt Die meêgevoel verwerft; Daar geeft die taal, door 't aangezicht, 't Beweeglijk ooggestraal, De houding, van 't gevoel bericht; Daar spreekt nog 's harten taal! In moeders blikken leest ze 't kind, Als nog de moedervreugd Bijna geen woord ter uitspraak vindt Van 't moederlijk geneucht. Beneveld zij des zuiglings brein, Zij kent noch perk noch paal, Die hartetaal, voor groot en klein De ware moedertaal. [pagina 79] [p. 79] Zoo gij die taal te kennen zoekt, Vraag geen geschrijf om raad; Gij vindt die best van al geboekt Op 's menschen trouw gelaat. Onstuime hartstocht, bange smart, Verborgen weemoedskwaal: Het innigst zielsgevoel ontwart Die klare hartetaal! Doch zoek niet, waar een steenen borst Een ijskoud hart omvat: Geen kille, roestige ijzerkorst Die vuurge vonken spat! Geen bloemen spruiten uit een aard Verdroogd, verhard tot staal. Stom wordt, waar 't rein gemoed ontaardt, De zoete hartetaal. Vorige Volgende