Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'
(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend
[pagina 91]
| |
De bekeering van Bertholf
| |
[pagina 92]
| |
Bertholfs dochterken (blind tot heden)
O vader! o vader! ik zie, ik zie!
De heilige heeft mijne oogen ontsloten!
O glinsterend licht,
Gij gunt mij een hemel van weeldrig genoegen,
'k Sta op uit mijn graf!
Vader, kom mede, kom mede met mij,
Het danklied zingen, het lied der vreugde!
Kom mede, kom eeren het heilig gebeente
Van haar, die me redde uit der blindheid nacht.
Bertholf:
Om Godswil, kind, laat af! laat af!
O Godelieve, is dit mijn straf?
Is dit, o Heilige zoet, uw wraak?...
Ik ook, ik voel het, ik ontwaak
Uit een verblindheid, uit een nacht,
Waarin ik jaren heb gesmacht!
O Godelieve! wrok noch haat,
Noch laf, moorddadig, snood verraad,
Kon liefde en trouw in u verdrukken.
Gij hebt verwonnen! Zie mij bukken
En luid verkonden mijne schuld.
Voor niemand blijve die verhuld!
'k Wil met een boetkleed, met een staf
Gaan kruipen rond uw heilig graf;
'k Beken den moord op uw bedreven;
Der boete wijd ik thans mijn leven!
|
|