Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Uit ‘Godelieve’ Bertholfs Liefde Over heuvelen, over dalen Klinkt in de verte de afscheidsgroet. Rustige stilte, heimelijk zoet, Komt weer heerschen in dreef en zalen. Maar een ridder is heengetogen, Die op het slot zijn vrede liet. Tartende peilt zijn blik 't verschiet: Wie trotseert er zijn machtig pogen? 't Zachte kind met de weeldrige lokken Zou zijn liefdebetooging versmaân? 't Wilde op hem geen blik meer slaan, Sinds het, hem ziende, had verschrokken! ‘Toch! heur ziele wil ik veroveren!’ Zweert hij, en snuift met drift den wind, Knarsetandend: ‘alleen dat kind Heeft mijn blik niet kunnen betooveren!’ Vorige Volgende