Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Levenstaak aan Mejuffrouw M.E. Belpaire. Gelukkig, die een werk te doen, een last te dragen heeft; Wiens dagen zijn gevuld met zorg, die weet waarvoor hij leeft; Die zonder rust maar voortgaat, voort, hoe hij ook zwoegt en zweet; Die steeds op andren denkt en zoo zichzelf geheel vergeet; Die 't vol bewustzijn draagt in zich van een bepaalde taak! Die, toch, zijgt nimmer moedloos neer, al zucht en kreunt hij vaak. Hoe duister hem het leven zij, hem schijnt toch steeds een licht, Het doel dat hij voor oogen heeft, 't vervullen van zijn plicht. Hem vallen nooit de handen af, hem durft geen twijfel aan: Hij weet, dat, zoo hij zwicht of wijkt, er anderen vergaan. Zijn zelfverzaking sterkt hem 't hart en houdt hem kloek en recht, Al noemt hij in zijn ootmoed zich een nuttelooze knecht. Vorige Volgende