Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'
(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
II.De blanke sneeuw versiert heur graf.
'lijk 't maagdlijk hulsel,
't Schittrend reine,
Dat Christus zijner bruid reeds gaf,
Zoo ligt het sneeuwkleed,
Witte wade,
Op 't heilig lichaam, op heur graf.
| |
III.De zachte sneeuw bevlokt heur graf!
Licht weegt hij, licht op
't Lijk der goede.
Zij voerde altijd der liefde staf:
Zij troostte droeven,
Pleegde kleinen...
Zacht vlokt de sneeuw op zulk een graf!
| |
[pagina 49]
| |
IV.Dra smelt de sneeuw en op heur graf
De tranendroppen
Vlieten, rollen...
Wie brood, en troost en raad zij gaf,
Die komen danken,
Komen smeeken,
Vol hoop op hunner heilge graf.
|
|