Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'
(1898)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend
[pagina 10]
| |
I.Vedels en fluiten
Zingen en tuiten
Lokken ten dans,
Knapen en meiden
Wilt en bereiden
Schikt u in krans!
In vroolijke reien
Kom thans u vermeien,
Kom, lustige jeugd,
Van 't zwieren en zwaaien
Van 't hupplen en draaien
Genieten de vreugd!
| |
II.Wat glans en wat licht!
Wat toovergezicht!
Die glinsterende zaal
In prinslijken praal,
Vol spiegels en goud,
Als door elven gebouwd!
| |
[pagina 11]
| |
In vroolijke reien
Kom thans u vermeien
Kom, lustige jeugd
Van 't zwieren en 't zwaaien
Van 't hupplen en draaien
Genieten de vreugd!
| |
III.Al zoevende zweven
Met innerlijk beven
De dansers voorbij,
In de armen gedragen
Van lust en behagen,
Het harte zoo blij!
Blijf lang u vermeien
In vroolijke reien.
Blijf, lustige jeugd,
Van 't zwieren en zwaaien
Van 't hupplen en draaien
Genieten de vreugd.
|
|