Nationale poëzy(1844)–Augustijn d' Huygelaere– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aen mynheer Leander Antonis Joseph Desmaisières, Gouverneur der provincie Oostvlaenderen, oud-Minister van financie en van het departement der openbare werken, Officier der Leopoldsorde, Groot-Officier van het Fransch Legioen van Eer, Groot-Kruis der Spaensche koninklyke Ridderorde van don Carlos III enz. Voorwoord. Willem Wenemaer of de Gentsche held, Offer zyner Vaderlandsliefde; Historisch tafereel. - 1325. - Willem Wenemaer. Zucht naer vryheid. De broedermin. Karel de Goede, Graef van Vlaenderen. De verderfelyke gevolgen van den hoogmoed. Arnoud, Vryheer van Pamele, een volksverhael. De volksbeschaving. De Lieflykheid der maend mei. Liefde-ontvouwing. Lof der schilderkunst. Het vierde eeuwfeest der onthaling van Vlaenderens graef, Philips de Goede, of het oorspronkelyke van den naem van Audenaerdsche kiekenfreters. Het Vermogen der toonkunst. (Fragment). Lof der keizerin Maria Theresia. Het gepast antwoord. (Puntdicht.) De baetzucht. Het spinnen en weven, beschouwd als 's Lands Welvaert. De goddeloosheid, beschouwd in Balthasar. Broedertraen op het graf van mynen kunstvriend, J.B.J. Hofman. Frans Hals. De leeuw, met de tandpyn gekwollen. Aen den Franschsprekenden Vlaming. De echte vaderlander. Tegenwoordigheid van geest. De afgunst. De dulle griet, of de Roode Duivel. De schelpslek. Van 't geen men liefst heeft, spreekt men meest; of De dichtkunst, beschouwd in hare oorspronkelykheid. De hoofsche ezels. Dronken Jan. Aen eene Kunstminnares. Opkomst en afgang van den Adeldom. Het heil en onheil der Tooneeloefening. Aen myn Waerden Vriend P.J. Renier, op den eersten dag des Jaers 18.. Een bloempje in den Bruiloftskrans van mynen Kunstvriend Ledeganck. Aen mynen kunstvriend, jonkheer Ph. Blommaert, ter gelegenheid zyner echtverbindtenis, met de Wel Edele Mejuffrouw Massez. Jubelkroon, Opgedragen aen den zeer eerweerden heer Mynheer Phillippus Lauwers; by het vieren van zynen vyfentwintigjarigen Jubilé, als pastoor van Finis-Terrae, binnen de stad Brussel, op den 5 van oogstmaend toen men juichte: Leef ô herDer In geLUk, VoL aChtIng Met UW JubeLkrUk. In Jubileo revertitur ad Dominum. Lev. 25, v. 31. Uitboezeming des harten. Tot de heilige Maegd en Moeder Gods Maria: Hooglied, geschikt voor eene Congregatie: Zangwyze: Triomphons, notre Mère est au sein de la gloire. De kracht van 't Heilig Kruis. De slechte boeken. Snyder Hans, of de Slimme Eedontluiker. De huwelyksgift. Vrouwenlist. De zieke mulder. Liever sterven dan trouwen. Bruiloftdicht. Lierdicht op het Voor- en Nadeel van het Tooneelspel. De schipbreuk van Lina. Niets is bestendig dan God alleen; toegewyd aen myne ware Vrienden, op den eersten dag des jaers 1843. Naive aenklagt. Hooglied. Clara. De hond uit de kroeg. De gekheden der menschen. De Duitsche Rhyn. De Belgische druif. Het slagtoffer des dwangs. Romance. De ysselykheden eens burgerkrygs. Aen een Honderdjarigen gryzaert. Minlied aen de wynflesch.