Nationale poëzy
(1844)–Augustijn d' Huygelaere– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
De gekheden der menschen.Zoo wordt de mensch, door mal gestreel,
Van zyne grootste waerde ontheven,
Daer, in dit schoone werelddeel,
Veel wyzen zelfs als gekken leven.
Ik zie, als Saters, ginds vermomd,Ga naar voetnoot(1)
Veel gekken die hun feestdag vieren;
Die hupplen, zwerven als de dieren,
Terwyl de klok der ondeugd bromt
En wyze menschen, met die zotten,
En dwaze gekkernyen spotten.
ô Modepopjes van dees tyd,
Wier tooisel de eerbre deugd vaek lastert;
Die van uw gekheid slaven zyt
En 't evenbeeld van God verbastert:
Heeft uwe schoonheid geenen bloos,
Of moet ge zoo uw leden prangen,
Het hair gekruld zyn als de slangen,
De wang beschilderd als een roos,
Dat ge, om uwe eerzucht te vergrooten,
U-zelv' niet kent noch landgenooten.?
| |
[pagina 155]
| |
Gy pronkers, die de deugd verdooft,
Wat gekheid wart in uwe zinnen!
Of waent ge, dat gy 't weerdig hoofd
Van Pathmos' heilprofeet kunt winnen?
ô Danst maer, wendt en wringt uw lyf,
Om aen de gekheid te behagen,
Als eenen aep die vreest de slagen;
Die door zyn gek en mal bedryf
Zich ver nog boven u veredelt,
Wyl hy voor zynen meester bedelt.
Begekklyk, heilloos bygeloof,
Die huichelt met natuer en godheid;
Voor wezentlyke waerheid doof
En offer van uwe eigen zotheid.
Daer gekke dweepzucht u steeds vleit,
Verberg uw hoofd in slangenkolken,
Gy schandvlek van beschaefde volken, -
Bederfster van de eenvoudigheid;
Opdat ge 't gekken moogt ontwyken,
Van die Gods wet verheerelyken.
Gy hoogmoed, schaedlykst gekkenspel,
Die nooit uw driften zult bepalen;
En gierigheid, die uit de wel
Uws rykdoms kunt geen nooddruft halen:
| |
[pagina 156]
| |
'k Verzaek u luide, ô gekgespan,
Gy zult nooit op myn hart iets winnen,
ô Gekheid, die uit baetzucht minnen!
Nog grooter gekheid dat een man,
Die Paphos speer niet meer kan dragen,
Nog wil een jonge vrouw behagen.Ga naar voetnoot(1)
| |
Op het afbeeldsel van dame Geertruide.....Geen Phidias heeft ooit, in hout of marmersteen,
Volmaekter beeldenwerk naer vrouw Natuer gesneên,
Dan als de kunste werd door vriendschap aengedreven
En schonk Geerrtuides beeld gedaente geest en leven.
|