Maer, zoo de bedilzucht er, hier of daer, haer zever op late vallen, dan zal elke bezadigde lezer, wien bekend is, wat leiddraed men over vyftig jaren had om den Zangberg te beklauteren, myne verdediging op zich nemen.
Over vyftig jaren was men weinig met de Noord-nederlandsche dichters bekend; en, by wien geen eigen dichterlyk gevoel opwelde, die moest uit de school van De Borghgrave putten. - Dan nog is de Fransche omwenteling uitgeborsten, die, zoo zy den dichterlyken geest niet teenemael verslond, denzelve ten minste een dozyn jaren in de boeijen hield gekluisterd.
Men heeft my nog wel den roem gegeven, dat ik myne tydgenooten vooruit ben gestreefd, om den geest der eeuw te volgen: de lezer zal hier best over oordeelen.
Mogen myne dichterlyke pogingen eene gunstige bejegening ontmoeten, zoo zal ik mynen arbeid genoegzaem vergolden achten.
De Schryver.