Inhoudsopgave
Op de Gesondheids Behoudenis.
Opdracht en Voorreden aan de Burgers der wijdvermaarde Koopstad Amsterdam.
De Burgelyke Tafel, Of Het Rechte Middel, Om lang sonder siekten gesond te leven.
I. Hooftstuk. Inleiding tot het Boek.
II. Hooftstuk. Van het Brood.
III. Hooft-stuk. Van de Peul-vrugten, als erwten en boonen.
IV. Hooft-stuk. Van alderlei groene moes-kruiden.
V. Hooft-stuk. Van allerlei eet-bare Wortels.
VI. Hooftstuk. Van alderlei aard-vrugten.
VII. Hooft-stuk. Van de Heester-vrugten.
VIII. Hooft-stuk. Van allerlei boomvrugten met harde schillen.
IX. Hooft-stuk. Van de ooft-vrugten met weike schillen als appelen, peren &c.
X. Hooft-stuk. Van de suiker honig en confituiren.
XI. Hooft-stuk. Van sommige toespysen en nageregten.
XII. Hooft-stuk. Van de Speceryen.
XIII. Hooft-stuk. Van de boter, olie, kaas, en melk.
XIV. Hooft-stuk. Van het sout en d’azyn.
XV. Hooftstuk. Van de viervoetige gedierten, en wild-braad.
XVI. Hooft-stuk Van allerlei gevogelte.
XVII. Hooft-stuk. Van allerlei Visch.
XVIII. Hooft-stuk. Van het water.
XIX. Hooft-stuk. Van de Wijn.
XX. Hooft-stuk. Van het Bier.
XXI. Hooft-stuk. Van de Thee.
XXII. Hooft-stuk. Van de Coffeé.
XXIII. Hooft-stuk. Van de Chocolate.
XXIV. Hooft-stuk. Van de Tabak.
XXV. Hooft-stuk. Narigt waar dit gansche werk op steunt. en een korte maniere om goede medicamenten in huis te hebben.
XXVI. Hooft-stuk. Hoe men sig wagten moet van alle land-loopers en quaksalvers, als ook van het onnut pis-bekijken.
XXVII Hooft-stuk. Op wat wijse de kinderen behoorden opgevoed te werden.
XXVIII. Hooft-stuk. Hoe een kraam-vrouw sig moet aanstellen ontrent haar levens wijs.
XXIX. Hooft-stuk Wat spysen tydig zijn te eten.
XXX. Hooft-stuk. Van’t gene men waar moet neemen eer men aan tafel gaat.
XXXI. Hooft-stuk. Van d’ontleding der Vogelen.
XXXII. Hooft-stuk. Om grove spijse t’ontleden.
XXXIII. Hooft-stuk Om de Visch voor te dienen.
XXXIV. Hooft-stuk. Om allerlei Vrugten voor te dienen, als dat van de Taarten.
XXXV. Hooft-stuk. Van eenige goede manieren die men aan de tafel moet gebruiken onder ’t eeten.
XXXVI. Hooft-stuk. Manieren die men ontrent het Drinken moet observeren.
XXXVII. Hooft-stuk. Wat verder onder de maaltijde is waar te nemen.
Schola Salernitana, of Regulen tot de behoudenisse der Gesontheit.
Van de ontsteltenisse des Gemoets, en van zommige algemeene middelen.
Om lang gesond te leven. Van de versterckinge der Herssenen.
Van over dag, ofte na de middag te slaapen.
Hoe men gestelt moet zijn voor het nuttigen der spijze, desgelijks de maniere van eeten en drinken.
Van Spijzen die men mijden moet.
Van Voedzame Spijsen.
Van Spijzen die wel voeden en vetten.
Van de Eigenschappen van goede Wijn.
Van zoete en witte Wijn.
Van Roode Wijn.
Tegens vergif.
Van de Lught.
Van al te veel Wijn drinken.
Van goeden Wijn.
Van Bier.
Van niet veel Bier te drinken.
Van de Getijden des jaars.
Van ongesonde Drank te verbeteren.
Van het Braken ter Zee.
Van een algemeine Saus.
Van het wassen der Handen.
Van Broodt.
Van Verkens vleesch.
Van Most of nieuwe Wijn.
Van Kalfs-vleesch.
Van vogelen bequaam om te eeten.
Van Visschen.
Byvoegsel van Watervis en Doopvis.
Van Aal.
Van nu en dan onder de maaltijt te drinken.
Van Melk.
Van Boter.
Van Wey.
Van Kaas.
De Kaas spreekt.
Van de maate in het eeten en drinken.
Van Peeren.
Van Kerssen.
Van Pruimen.
Van Perziken, Druiven, en Razijnen.
Van Vygen.
Van Mispelen.
Van Bier en Azijn.
Van Rapen.
Van de deelen der Dieren.
Van Venkel-zaat.
Van Anys.
Van gebrant Yvoor.
Van Zout.
Van de smaak
Van een Wijn-zop.
Van een Dieet, ofte manier van leven in Spijse en Drank.
Van de Hoedanigheit der Spijsen.
Van Kool.
Van Keesjes-bladeren.
Van Kruis-munt.
Van Zali.
Van Wijn-ruit.
Van Ajuin.
Van Mostaart.
Van Viole blaaden.
Van Bernende Netelen.
Van Hyzoop.
Van Kervel.
Van Alants-Wortelen.
Van Poley.
Van Kors.
Van Schel-kruyt.
Van een Willige-boom..
Van Saffraan.
Van Praai.
Van Peper.
Van hart-hoorigheyt.
Van het getintel der Ooren.
Van dingen die ’t Gesigt schaadelijk zijn.
Tegens Tant-pijn.
Van Heesheid.
Tegen Zinkingen.
Van een diepe zweer Fistula genaamt.
Van ’t getal van beenderen, Tanden, en zenuwen in den mensch.
Van de vier vogtigheden des lichaams.
Van een Bloed-rijke gestaltenis.
Van de Galagtige vogtigheit.
Van een Fluimachtige vochtigheid.
Van de Melancholijke Humeur.
Van Ader-laten, en voor eerst van de jaren wanneer men mag Ader-laten.
Van de beletzelen des Ader-latens.
Wat men waar te nemen heeft omtrent de Ader-latinge.
Van zeekere kragten des Ader-latens.
Hoe groot het gat zal zijn dat men in het Aderlaaten opent.
Welke dingen omtrent d’Ader-latinge t’aanmerken sijn.
Wat men mijden zal na het laten.
In hoedanige ziekten, in wat tijdt van jaaren, ende hoe veel bloeds datmen t’elkens aftrekken mag.
Welke leden datmen t’allen tijde laten zal.
Het voordeel dat uit het laten van de Ader Salvatella te halen is.
Van de vier Getijden des Jaers.
Generale Hooftstukken des Boeks.
Register van het gene in dit Werk begrepen is.