heeft, aan te nemen, men die moet vast houden, en niet lijden, dat sy in de handen blyve van een persoon van meerder staat.
Men moet ook bloods hooft, en over einde staan, wanneer men bid, en dankt.
Daar na moet men wachten, tot dat men u plaatst, of aan het laeger einde gaen sitten, volgens ’t gebod van het Euangelie, en, terwijl men sijn plaats neemt, sijnen hoed afhouden, en die niet opsetten, voor en aleer men t’eenemaal geseten is, en de lieden van meerderen staat de hare opgeset hebben.
Men moet recht over einde op sijn stoel sitten, en de ellebogen nimmer op tafel leggen.
Insgelijks moet men ook door genige tekenen laten blijken, dat men honger heeft, noch de kost aankijken met een groote gretigheid, gelijk of men alles wilde opslokken.