De borgerlyke tafel, om lang gesond sonder ziekten te leven
(1967)–Steven Blankaart– Auteursrechtelijk beschermdWaar in van yder spijse in ’t besonder gehandelt werd. Mitsgaders een beknopte manier van de spijsen voor te snijden, en een onderrechting der schikkelijke wijsen, die men aan de tafel moet houden. Nevens De Schola Salernitana
[pagina 71]
| |
XVII. Hooft-stuk. Van allerlei Visch.IN ’t generaal is alle vleis veel beter als visch: want de visch heeft te veel traan en slym by sig, die onse lighamen seer nadeelig is. dog gebraden of gebakken is de visch beter dan gesoden. Voor eerst komt ons te voorschijn de Kabeljauw, Ga naar margenoot+ welke veel gegeten, siekten baart: dog middelmatig gegeten is ze beter. Als Schelvisch, Ga naar margenoot+ voornamelijk wanneer die te onsout en onsmakelijk gekookt is. Balk of weyting, als ook de molenaar, Ga naar margenoot+ zyn nog beter als schelvisch. Spiering, aal, puit-aal, paling, rog, bot, schol, scharren, haring, salm, elft sijn niet seer gesond gegeten, Ga naar margenoot+ dog middelmatig mogen- | |
[pagina 72]
| |
ze geen quaad; sy zyn altemaal beter gebraden of gebakken als gekookt, want dan zyn sy veel gesonder, verliesende veel van hun schadelijkheid, maar alle visch geeft weinig voedsel. Tongen, Ga naar margenoot+ soo gekookt als gebakken, sijn niet quaad gegeten. Bokking, Ga naar margenoot+ peesjes haring, state bokking, diepwaterse bokkin, oft gerookten haring en sprot, middelmatig gegeten, sijn niet quaad, dog beter gelaten, ’t zy op wat maniere de zelven toebereid mogen weezen. Van gelijken is ook de Pekelharing beter voor werkluiden, dan voor leeg-gangers, want sy krygen de scheurbuik als ook de ziedharing. Aberdaan oft gesoute kabeljauw, Ga naar margenoot+ is wel hartelijk en smakelijk, maar d’aldergesonste niet, en geeft weinig voedsel. kan evenwel van sterke luiden gebruikt werden. | |
[pagina 73]
| |
Stockvisch en Lenge is een goede visch voor sterke luiden, Ga naar margenoot+ dog geeft weinig voedsel, en is den tengeren luiden, veel gegeten, niet al te gesond. Gerookte Salm en gerookte elft, Ga naar margenoot+ middelmatig gegeten, sijn niet ongesond, maar indien men ze veel eeten wil, is het beter dat men ze laat. Rysse botjes zyn, Ga naar margenoot+ in middelmaat gegeten, niet quaad: maar de veelheid moet men myden. Drooge schol is heel ongesond, Ga naar margenoot+ want die maakt maar een soute slym in de maag: gekookt en met peterseli gegeten is ze beter, maakt weinig voedsel. Meest alle de riviervisch is gesonder als de zee visch; want de riviervisch is soo tranig niet. Van de riviervissen spant de kroon de baars en post, als ook de snoek in gesondheid, Ga naar margenoot+ ’t zy tot botervisch gemaakt of tot water- | |
[pagina 74]
| |
visch. Gebraden snoek is niet quaad: wanneer se groot is, mag men die wel stoven. Voren; grundeling, brasem, kerper, seelt, bliek, Ga naar margenoot+ zyn alle wel beter als zeevisch, maar soo goed niet als baars; men sal dese minder gesond houden. ’t Matig gebruik van Oesters kan men voor de lekkerbekken nauwlyks t’eenemaal afschaffen, Ga naar margenoot+ daarom laat ik alleen een weinig toe; gebraden zynse veel beter dan rauw. Mosselen sonder baarden en tongen (alsoo genoemt) gegeten, Ga naar margenoot+ zyn gesonder als met de selven, want sy doen selden qualyk bekomen; maar de matigheid moet men ontrent de mosselen niet te buiten gaan, want ’t is de gesonste visch niet, ’t zy gekookt of gestooft. Paalmosselen sijn de besten. Alikruiken zyn niet quaad gegeten, Ga naar margenoot+ als men den overvloed mijd. | |
[pagina 75]
| |
Van gelyken ook de Krabben, maar de kreeften sijn swaarder te verteren, Ga naar margenoot+ en by gevolg ongesonder. Garnaal en steurkrabben, Ga naar margenoot+ niet te sout zynde, mogen wel gegeten werden, maar niet alle daag. |
|