XXXIII. Hooft-stuk Om de Visch voor te dienen.
WAt de Visch aangaat, de grootste lief hebbers houden staande, dat het hoofd, en ’t gene daer naest aansit, in de meeste, altijdt het beste is; ’t welk oirsaak is, dat men aan het hoog einde van een welgeschikte tafel, gewoonlijk opset het hoofd van de Visch, dat in tween gesneden word, gelijk als sijn kan een Meerswijn, een varssche Salm, een Karper, en van dese laatste is de tonge het lekkerste beetje.
Gebraden Karper, Braassem, Baars, enz. sal men aldus ontginnen. Men snijd de rugh (of het midden der zijde) van boven tot on-