Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Inleiding Gedichten Zomernamiddag. Ze zeggen, de Farizeërs. Verzoening. Ik weet een huizeken klein en rein. Er kwamen donkere dagen. Na den storm. Kleine liederen. I. Och! kon ik u vergeten. II. Ik denk somtijds.... III. Als ter wilde zee. IV. Ik stichtte u in mijn harte. V. Het haardvuur wierp zijn rooden schijn.... VI. 'k Heb zoete liefde verdreven. Terwijl ik eenzaam zat te droomen. Moeder. Op hooge bergen. Herinnering. Albrecht Rodenbach. Hendrik Conscience. Bij de onthulling van Conscience's praalgraf. Aan Jan van Beers. Het volkslied. Zoo fluistert de heimvolle sage.... Morgenidylle. Op de hoeve. De boschwachter. Grootmoeder. Honey-moon. De brief. De bruiloft. Op 't kerkhof. Rolla. Zomeravond. Herfst. Herfstavond. In den winter. Winter. Winteravond. Een huizeken. Purmerlandschap. Mozel-landschap. Vianden. De taveerne. De Hebe uit onze taveerne. De deerne. Antwerpen. Scild ende vrind. Een oudt liedeken. Aan Jan Blockx. Beschaving. Werken. Van sterven. Adel. Het is niet goed. Vox populi.... Congressen. Wij zingen, wij, de poëten.. Van een dichter. [De Menschen.. ze juichten.] Sonnet. Koning Plicht. Wees u zelf.