Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Winteravond. Aan Peter Benoit. Nu heeft zij alles gegeven, de milde moederaarde; de bloemen heurer gaarde, de schaduw harer dreven, - de vruchten die gedijd zijn tot rijpheid in haar schoot: zij mag gebenedijd zijn de milde moederaarde. Nu wil ze rusten, de vroede, de milde moederaarde; die zooveel schats ons baarde is eindlijk barensmoede. Zie, open wonden gapen in hare naakte borst, - nu wil ze rusten, slapen, de milde moederaarde. Donzen vlokken vallen dwarlend wijd en zijde, vallen stille, tot een hermelijnen spreide. [pagina 63] [p. 63] die de sluim'rende aarde dekt. En der winden gierend loeien, klagend zingen, wild en somber, wiegt den slaap der koninginne die in 't vorstlik hulsel ligt. Rust zacht, in statigen luister, o milde moederaarde; wij schuiven bij den haarde, waar oude sagen fluistren: van als gij weêr verrezen in lentegloed en jeugd.... het moge spoedig wezen o milde moederaarde! Vorige Volgende