Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Gedichten [pagina 3] [p. 3] Zomernamiddag. Mijn lieveken, zeg, herinnert ge 't u? Het was een zonnige zomernamiddag: geen windje dat ruischte, geen blad dat bewoog; een hemel zoo blauw als 't azuur van uw oog, - o zonnige zomernamiddag. En velden en weiden, en 't eindloos verschiet, o heerlike, zonnige zomernamiddag, - ze lagen in diepen, gezegenden vreê, - dien vrede, wij leefden betooverd hem meê, o zonnige zomernamiddag. Wij gingen, wij dwaalden langs 't lommerig pad, o heerlike, zonnige zomernamiddag, - uw hoofdje op mijn schouder, vertrouwend en goed, mijn mond op uw geurigen lokkenvloed, o zonnige zomernamiddag. Wij zwegen: die stilte sprak machtig tot ons, - o heerlike, zonnige zomernamiddag, - wij zwegen, als hadde er een woordje, maar één, den toover verbroken die zweefde om ons heen, o zonnige zomernamiddag. [pagina 4] [p. 4] Wij zwegen, maar lieveken, zweeg ook ons hart? o heerlijke, zonnige zomernamiddag... wij zwegen, in wondere droomen vervoerd, en - kindren - tot schreiens, tot schreiens ontroerd, o zonnige zomernamiddag. Mijn lieveken, zeg, herinnert ge 't u? dien heerlijken, zonnigen zomernamiddag? In gansch mijn bestaan is geen dag die mij heugt, vol beetre gedachten, en rustiger vreugd, als die zonnige zomernamiddag. Vorige Volgende