Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Ze zeggen, de Farizeërs. Ze zeggen, de farizeërs dat ik U te veel bemin, en dat ik het hoofd verlieze en rake verward van zin. Zij juichen: hoe zoet de kussen van bloeiende lippekens zijn, de volle schaal smaakt zoeter met schuimenden zuiderwijn. Zij huichlen: vernederend rusten voor kennis en wetensdorst, al heeft ook uw hoofd tot kussen de golvende vrouwenborst. Zij jubelen: leve de vrijheid, al vormen den band rond uw hals, twee poezele vrouwenarmen, twee armen blank en malsch. 't Is waar, mijn liefde is oneindig, maar is het verwijt verdiend? en heet hij genoeg te beminnen die niet te veel bemint? Vorige Volgende