Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Verzoening. Kom, zij de ruzie nu gedaan, verdwijne om 't frissche rozenbekje - hoe lief 't u sta - dat pruilrig trekje, en zie me weer eens vriendlik aan.... Laat fladderend waaien in den wind de golvend losgerolde haren, en reik me, - och, ge doet het garen, de roode lippen, zoetlief kind. De handjes hier.... wat woudt ge doen? laat aan de zijden wimpers blinken dien heldren droppel: 'k wil hem drinken in eenen langen, langen zoen. Zóó.... half onwillig, half tevreên rust ge in mijn arm, met glinsterend ooge, en fleemt en streelt, tot ik betoge: 'k zeg nimmer ofte nooit meer: neen! 'k Zeg nimmer neen meer, engel mijn, op geene van uw duizend grillen: En deed ik 't al, het zou ter wille, mijn plaaggeest, der verzoening zijn! Vorige Volgende