Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VI. 'k Heb zoete liefde verdreven. 'k Heb zoete liefde verdreven uit het ontlooverd nest; en als een slot omgeven, mijn hart met wal en vest. De burchtpoort is gesloten, de hangbrug is gelicht; 't geheel is overgoten met mystisch treurig licht. Of in de voegen schijnen te bloeien bloemekens blauw, zij zullen, zij moeten verkwijnen: zij derven zonglans en dauw. Nog zingt in dorrende twijgen een eenzame nachtegaal. Dra zal, - daar de echo's zwijgen, verstommen zijn weemoedstaal. Wel is het stil daar binnen, maar 't is er rustig en goed; en nimmermeer blaast op de tinnen de wachter, met dartele zinnen, een reizer den welkomstgroet. Vorige Volgende