Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Mozel-landschap. Onder der bouwvall'ge brugge welig groenbemoste bogen, vloeit de Mozel, lijze, lijze, spiegelhelder, onbewogen. Ringsom baadt het lachend landschap in de middagzonnestralen, malsche weiden, stille wouden, groene heuvlen, frissche dalen. Bontgevlekte kudden grazen op de vette waterzoomen, dartlend in de koele schaduw eeuwenheugender eikeboomen. Gindsver, in 't azuur der heemlen, welven zich, de reuzigforsche welven gloeiend zich de bergen, die hun kroon van ruïnen torschen. [pagina 68] [p. 68] Vreedzaam tampt een verre klokklank uit een nog onzichtbren toren, en het goudgeel graan ruischt statig in de rechte, breede voren. Allerwege, rust en stilte, blijde diepe, grootsche vrede: hart, onrustig kloppend harte, leefdet gij dien eeuwig mede. Berncastel, Aug. '80. Vorige Volgende