Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Van een dichter. Er is een dichter gestorven: hij had een' goeden naam; nu komen de andre poëten luid jammerend te zaam; zij strooien asch op hun hoofden en zijn in rouw gehuld, hun oog is met zilte tranen, met weemoed hun hart gevuld. De doode heette een stumpert en machtloos nog voor één uur, nu wordt hij op eens bevorderd tot stralend dichterfiguur; nu wordt hij aanbeên, bewierrookt in lijkkrans en sonnet, en nooit genoeg verheven op 't hoogste voetstuk gezet. Het is een roerende wedstrijd wie 't hoogst hem roemen zal, van alle harpen gudst er een klagende sylbenval... Wie ook ondankbaar wezen, geen dichteren gewis: zij zijn den doode zoo dankbaar dat hij gestorven is... Vorige Volgende