Tweede Delfs Cupidoos schighje(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aen de Delfsche Sangeresies. Tweede Delfs Cupidoos-Schigje. [Als Clarind, haer bevindt] [Myn engel is vol deuchden] [Ditez moy quel plaisir avez vous] [Waer heen mijn Cloris soo verdwaalt] [Wrede Venus, oorsaack aller smert] [Eentich, by 't midden vanden dach] [Delfse zieltjes daar ick by de vocht] [Wat drommel letten doch myn leen] [Ghy siet niet blinden minne-godt] [Den noot en heeft geen wet] [Aldersoetsten honichraetjen] Chancon a boire. [Ick die dobbel-steenen] [Onlangs wou ick om wat baarsjes] [Dag Teuntie Teeuwis kaértie] ['k Heb den bras van't luysige vrijen] Drinck-Liedt. [Hoe komt ontloke Rosemont] Op het Hertrouwen van een Weduwnaar: Herders-klacht. Drinck-Liedt. Brvylofs Offer-Vaart. Liedeken. [Eer sal den Etna 't eeuwich branden staken] [Blije Venus, schoon goddin] Minne-boey: Chancon Nouvelle. [Hoe blijft mijn waerde Rosemond] [Amarant, Amarant] [Wat heeft het wreet besluyt den goon] Op't Blosen van een Iuffr: [Voogdes die mijn gemoet] Vijf Baletten. 1. 'tGesigt. 2. De Reuck. 3. De Smaack. 4. t'Gevoel. 5. 'tGehoor. [Floriste sa lick mijn leven soo enden] [Weest niet verbaest] Amarillis-Clagt: Koridons-Onschult. [Ach Amaril, u wreetheyt is te groot] [Ach hoe tob ik in ellendt] [Ach Rosette, voogdesse van mijn magt] Lof der drinck konst, Dianiers-Clacht: [Cupido losen guyt] [Wel de Duycker] [Soete Afgoddinne schoonder als Aurore] Leander: Hero. [Als ik denck om de vreuchde die hy krijcht die mint] [O drouve slaap! O nare nacht] Dubbel-Zang, Tusschen Leander en Rosemondt. [Laast viel Cateryntjes couse-snoer] Vasten-avont. [Ick wil gaen uytsien naer een meydt] [Wat is veranderinck] [Goon wat heeft hy salige sinnen] [Vol lyden eensamich het Torteldufken sucht] [Tirsis woud sterven, en menich werven] [Heer hoe dril komt Fytje Floris] [Dewijl dat ick des werelts schoon gebou] [Lustig, en rustig, soo moetmen hedens zijn] [Ghy stercken Godt der minnen] [Eens vryden mijn een vryer] [Noyt heeft Agenors soon] [Och Krelis mijn langst, ick ben soo verbranst] VVaerschouvving, aen Phoebus: [Of schoon t'minne Goodje] [A vous mijne macker] [Nimph uwes oogs vervangend gloeyen] [Verswege quaet, blijft sonder goeden raet] [Laes hoe kom ick in dit verseeren] [Clorinde mijn zinnen] Op het toeval van Galathea: Afkerigen Harder. Brvylofs zangen. [Geen schigt van Citharees gewiecte ionge] [Waarom flickert nu de bleecke maan] [De luyt gesnaart en slaat geen drouve toonen] Toe-sang., Brvygoms-Zeegen. Bruigoms-Vreucht. [Maat wat dunckt u sou ick schryven] [Myn zang-goddin geport te zinge van een Aeltje] [Wanneer het diep verloopt, so wert verset het baken] Toe-sangh, Quacken, [Speelmeysies soet tot vreught by een vergaet] Paes-eyer-gerecht. Register.