Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
En klachten die ik stort
Eer dat de doot mijn leven kort.
Maar't schijnt dat gy veracht
Al dese droeve klacht
En suchten daar ick in versmacht
Waerom dus wreet tegen u trouwen vrient
Wanneer heb ik dit oyt verdient.
2.
Ik heb altijt,
U mijn dienst toegewijt,
En heb mijn verstout
Aan eentch Nimph int Wout
Te tonen sulcken vlam
Die uyt een oprecht herte quam
Waerom wilt gy dan niet?
Dat onder u gebiet
U Slaef mach eynden zyn verdriet,
Die u bemint boven al daatter leeft
En staag tot u dienst sugh begeeft.
|
|